neerlandés » alemán

ge·von·den V.

gevonden volt. deelw. van vinden

Véase también: vinden

vin·den <vond, h. gevonden> [vɪndə(n)] V. trans.

3. vinden (bedenken, uitdenken):

her·vormd [hɛrvɔrmt] ADJ. rel.

ge·vo·gel·te [ɣəvoɣəltə] SUST. nt geen pl.

1. gevogelte (vogels voor consumptie):

2. gevogelte (de gezamenlijke vogels):

Vögel pl.
Federwild nt espec.

ge·voe·len1 <gevoelen|s> [ɣəvulə(n)] SUST. nt

2. gevoelen (gezindheid):

Gefühl nt

ge·vou·wen V.

gevouwen volt. deelw. van vouwen¹, vouwen²

Véase también: vouwen , vouwen

vou·wen2 <vouwde, h. gevouwen> [vɑuwə(n)] V. intr. (gevouwen worden)

vou·wen1 <vouwde, h. gevouwen> [vɑuwə(n)] V. trans. (vouwen leggen)

ver·ge·vor·derd [vɛrɣəvɔrdərt] ADJ.


Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski