neerlandés » alemán

ge·zon·gen V.

gezongen volt. deelw. van zingen¹, zingen²

Véase también: zingen , zingen

zin·gen2 <zong, h. gezongen> [zɪŋə(n)] V. intr.

zin·gen1 <zong, h. gezongen> [zɪŋə(n)] V. trans.

ge·han·gen V.

gehangen volt. deelw. van hangen¹, hangen²

Véase también: hangen , hangen

han·gen1 <hing, h. gehangen> [hɑŋə(n)] V. trans. (bevestigen, ophangen)

ge·zang <gezang|en> [ɣəzɑŋ] SUST. nt

be·han·gen <behing, h. behangen> [bəhɑŋə(n)] V. trans.

1. behangen (bedekken):

2. behangen (met behang bekleden):

be·van·gen <beving, h. bevangen> [bəvɑŋə(n)] V. trans.

ver·han·gen1 <verhing zich, h. zich verhangen> [vərhɑŋə(n)] V. wk ww

verhangen zich verhangen (zich ophangen):

om·han·gen <hing om, h. omgehangen> [ɔmhɑŋə(n)] V. trans. (draperen)

op·van·gen <ving op, h. opgevangen> [ɔpfɑŋə(n)] V. trans.

1. opvangen (in zijn val, vlucht vangen):

4. opvangen (met een instrument waarnemen):

5. opvangen (in iets verzamelen):

af·han·gen <hing af, h. afgehangen> [ɑfhɑŋə(n)] V. intr.

1. afhangen (naar beneden hangen):

op·han·gen1 <hing op, h. opgehangen> [ɔphɑŋə(n)] V. trans.

1. ophangen (in de hoogte hangen):

ge·zant <gezant|en> [ɣəzɑnt] SUST. m

1. gezant (afgevaardigde):

Gesandte(r) m

2. gezant (diplomatiek ambtenaar):

Gesandte(r) m

3. gezant rel. (boodschapper):

Bote m

aan·han·gen2 <hing aan, h. aangehangen> [anhɑŋə(n)] V. intr.

1. aanhangen (hangende vast blijven zitten):

los·han·gen <hing los, h. losgehangen> [lɔshɑŋə(n)] V. intr.

1. loshangen (niet goed vastzitten):

2. loshangen (vrij hangen):

ont·van·gen2 <ontving, h. ontvangen> [ɔntfɑŋə(n)] V. intr. (bezoek afwachten)

uit·han·gen2 <hing uit, h. uitgehangen> [œythɑŋə(n)] V. trans.

1. uithangen (naar buiten hangen):

3. uithangen (zich voordoen als):

ge·zag·dra·ger <gezagdrager|s> [ɣəzɑɣdraɣər] SUST. m (overheid)

min·ne·zan·ger <minnezanger|s> [mɪnəzɑŋər] SUST. m


Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski