neerlandés » alemán
Los resultados a continuación se escriben de forma parecida: zege , zede , zesde , zegje , zegge , gezegde , zelden , zeiden , zelfde , wegdek , zeggen , zeg , zegen y/e zegel

zeg·je [zɛxjə]

ze·ge <zege|s> [zeɣə] SUST. f coloq.

ge·zeg·de <gezegde|n, gezegde|s> [ɣəzɛɣdə] SUST. nt

2. gezegde (wat iem zegt):

Worte pl.

3. gezegde taalk.:

Prädikat nt espec.

weg·dek <wegdek|ken> [wɛɣdɛk] SUST. nt

zeiden V.

zeiden 3. pers. pl. imperf. van zeggen²

Véase también: zeggen , zeggen

zeg·gen2 <zei/zegde, h. gezegd> [zɛɣə(n)] V. trans.

ze zeggen dat ...
es heißt, dass
ze zeggen dat ...
man sagt, dass ...
sagen wir, dass
wat zegt u?

zel·den [zɛldə(n)] ADV.

ze·gel1 <zegel|s, zegel|en> [zeɣəl] SUST. nt (stempel(merk))

ze·gen [zeɣə(n)] SUST. m geen pl.

zeg [zɛx] INTERJ.


Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski