neerlandés » alemán

be·ter1 [betər] ADJ.

1. beter (vergrotende trap van ‘goed’):

beter
tegen beter weten in
ergens beter van worden
ergens beter van worden
het weer wordt beter

2. beter (genezen):

beter
het gaat al beter met hem

3. beter (een zeker niveau hebbend):

beter
beter
beter

be·ter2 [betər] ADV.

2. beter (anders):

beter
jij weet wel beter
ik wist niet beter of

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski