neerlandés » alemán

be·te·ren1 <beterde zich, h. zich gebeterd> [betərə(n)] V. wk ww

beteren zich beteren:

beteren
ik zal me beteren

be·te·ren2 <beterde, i. gebeterd> [betərə(n)] V. intr.

be·te·ren3 <beterde, h. gebeterd> [betərə(n)] V. trans.

beteren
zijn leven beteren

Ejemplos de uso para beteren

ik zal me beteren
zijn leven beteren

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski