neerlandés » alemán

Traducciones de „voorzie“ en el diccionario neerlandés » alemán (Ir a alemán » neerlandés)

Mostrar un resumen de todos los resultados

voor·zien: verbo
voor·zet: sustantivo
voor·in: adverbio
voor·bij: adjetivo y adverbio
voor·uit: adverbio
voor·zie·ning: sustantivo
voort: interjección
voorn: sustantivo
voor·af: adverbio
voor·al: adverbio
voor·op: adverbio
voorst: adjetivo y adverbio
voorts: adverbio
voor·aan: adverbio
voor·was: sustantivo
voor·dat: conjunción
voor·pui: sustantivo
voor·val: sustantivo
voog·dij: sustantivo
poë·zie: sustantivo

Los resultados a continuación se escriben de forma parecida: voorzien , vooruit , voorbij , voorin , voorzet , voorziening , poëzie , voogdij , voorval , voorpui , voordat , voorwas , vooraan , voorts , voorst , voorop , vooral , vooraf , voorn y/e voort

voor·zien <voorzag, h. voorzien> [vorzin] V. trans.

1. voorzien (van tevoren zien):

de voorziene moeilijkheden

die erwarteten Schwierigkeiten

te voorzien

2. voorzien:

daarin heeft de wet voorzien (zorgen)

das ist im Gesetz vorgesehen

in de vacature is voorzien

die Stelle ist besetzt

in zijn onderhoud kunnen voorzien

seinen Unterhalt bestreiten können

in iems levensonderhoud voorzien

in een tekort/een leemte/een behoefte voorzien

ein Defizit decken/eine Lücke schließen/einem Bedürfnis abhelfen

3. voorzien:

voorzien (verschaffen)

versehen mit +dat.

voorzien (ter beschikking stellen vooral)

versorgen mit +dat.

voorzien (uitrusten met)

ausstatten mit +dat.

iem van geld voorzien

jdn mit Geld versorgen

voorzien van centrale verwarming

mit Zentralheizung ausgestattet

zich/iem voorzien van

sich/jdn versehen mit

wij zijn al voorzien

wir sind bereits versorgt

het op iem voorzien hebben

es auf jdn abgesehen haben

voor·zet <voorzet|ten> [vorzɛt] SUST. m

Vorlage f a. fig.

voorzet (alleen sport)

Flanke f

een voorzet geven

eine Vorlage liefern

een voorzet geven (alleen sport)

eine Flanke schlagen

voor·in [vorɪn] ADV.

vorn(e)

voorin AUTO. TRÁF.

auf dem Vordersitz

voor·bij¹ [vorbɛi] ADJ.

1. voorbij (afgelopen):

definitief voorbij

die tijd is voorbij

die Zeit ist vorbei

voorbije tijden

vergangene Zeiten pl.

2. voorbij (verder dan):

je bent er al voorbij

du bist schon daran vorbei

hij is die leeftijd al voorbij

er hat dieses Alter schon hinter sich dat. gelassen

voor·uit¹ [vorœyt] ADV.

1. vooruit:

vooruit (verder: de anderen achterlatend)

vooruit (verder: voorwaarts)

hij is ons een heel eind vooruit

er ist uns dat. ein ganzes Stück voraus

volle kracht vooruit!

volle Fahrt voraus!

recht vooruit

2. vooruit:

vooruit (van tevoren)

vooruit (van tevoren)

zuvor

vooruit (bij voorbaat)

zijn tijd vooruit zijn

seiner Zeit (weit) voraus sein

voor·zie·ning <voorziening|en> [vorzinɪŋ] SUST. f

1. voorziening:

voorziening (maatregel, zorg)

voorziening (ten bate van het algemeen welzijn)

sanitaire voorzieningen

Sanitäranlagen pl.

sociale voorzieningen

soziale Einrichtungen pl.

het stelsel van sociale voorzieningen

das Sozialwesen

een tijdelijke voorziening

eine vorläufige Maßnahme

voorzieningen treffen

Vorkehrungen treffen

2. voorziening (het voorzien):

voorziening

ter voorziening in de behoeften

zur Befriedigung der Bedürfnisse

voort² [vort] INTERJ.

voort (vooruit)

voort (weg)

fort

voort (weg)

weg

voorn <voorn|s> [vorn] SUST. m

Plötze f

voor·af [vorɑf] ADV.

vorab

iets vooraf goed bedenken

sich dat. etw im Voraus gut überlegen

vooraf betalen

im Voraus zahlen

de mededeling vooraf

wilt u iets vooraf? (aperitief)

möchten Sie einen Aperitif?

wilt u iets vooraf? (voorgerecht)

möchten Sie eine Vorspeise?

voor·al [vorɑl] ADV.

1. vooral (in het bijzonder):

insbesondere form.

zumal form.

zij houdt van bloemen, vooral van anjers

sie liebt Blumen, besonders Nelken

denkt u vooral niet dat …

glauben Sie ja nicht, dass …

2. vooral (in hoofdzaak):

vooral omdat

vor allem, weil

voor·op [vorɔp] ADV.

1. voorop (aan de voorzijde op iets):

vorn

2. voorop (aan het hoofd):

voran

vorn

voorop de tamboer- majoor

voran der Tambourmajor

3. voorop (in de eerste plaats):

an erster Stelle

voorop staat, dat …

an erster Stelle steht, dass …

voorst² [vorst] ADJ. (zich vooraan bevindend)

vorderste(r, s)

vordere(r, s)

op de voorste bank zitten

auf der vordersten Bank sitzen

het voorste deel

voorts [vorts] ADV.

ferner(hin) form.

en zo voorts

und so weiter [o. fort]

voor·aan [voran] ADV.

vorn(e)

vooraan (als eerste)

voran

hij is vooraan in de veertig

er ist Anfang vierzig

vooraan zitten

voor·was [vorwɑs] SUST. m geen pl.

voor·dat [vordɑt] CONJ.

bevor

ehe

voor·pui <voorpui|en> [vorpœy] SUST. f

Fassade f

voor·val <voorval|len> [vorvɑl] SUST. nt

Vorfall m

voorval (van belang)

Ereignis nt

voog·dij <voogdij|en> [voɣdɛi] SUST. f

Vormundschaft f

voogdij (allgemeen)

onder voogdij staan/plaatsen

unter Vormundschaft stehen/stellen

hij werd uit de voogdij ontzet

ihm wurde die Vormundschaft entzogen

poë·zie [powezi] SUST. f geen pl.

Poesie f meist sing.

Consultar el diccionario

neerlandés

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski