Traducciones de „tekort“ en el diccionario neerlandés » alemán

te·kort <tekort|en> [təkɔrt] SUST. nt

1. tekort (deficit):

tekort

Fehlbetrag m

tekort

Defizit nt

tekort econ.

Manko nt

een tekort dekken

ein Defizit decken

een tekort op de begroting

ein Haushaltsdefizit

2. tekort (hoeveelheid die aan een voorraad ontbreekt):

tekort

Mangel m

tekort

Defizit nt

een tekort aan kennis

ein Mangel an Kenntnissen

Ejemplos de uso para tekort

een tekort aan kennis

ein Mangel an Kenntnissen

een tekort dekken

ein Defizit decken

een tekort wegwerken

ein Defizit abbauen

een tekort op de begroting

ein Haushaltsdefizit

het tekort op de handelsbalans

das Handelsbilanzdefizit

dat tekort deed zich sterk voelen

dieses Defizit machte sich stark bemerkbar

het tekort is tien miljoen groot

das Defizit beträgt 10 Millionen

in een tekort/een leemte/een behoefte voorzien

ein Defizit decken/eine Lücke schließen/einem Bedürfnis abhelfen