neerlandés » alemán

lo·pen1 <liep, h./i. gelopen> [lopə(n)] V. v. impers. ww (naderen)

lo·pen2 <liep, h. gelopen> [lopə(n)] V. trans. (deelnemen aan)

lo·pen3 <liep, h./i. gelopen> [lopə(n)] V. intr.

2. lopen (rennen):

lopen
lopen
het op een lopen zetten

3. lopen (zich verplaatsen):

lopen
lopen

10. lopen (blootgesteld worden aan):

lopen
gevaar lopen te vallen

11. lopen (geschikt zijn om op, in te lopen):

lopen

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski