neerlandés » alemán

Traducciones de „drittes“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

Mostrar un resumen de todos los resultados

dries: sustantivo
driest: adjetivo y adverbio
drift: sustantivo
drive: sustantivo
drif·tig: adjetivo y adverbio
dril·len: verbo
drib·bel: sustantivo
drie·tal: sustantivo
drij·ven: verbo
drij·ver: sustantivo
drin·gen: verbo
drin·ken: sustantivo
dreu·mes: sustantivo
drie: sustantivo
hit·te: sustantivo
druk·te: sustantivo

Los resultados a continuación se escriben de forma parecida: dries , drukte , hitte , drie , dreumes , drinken , dringen , drijver , drijven , drietal , dribbel , drillen , driftig , drive , drift y/e driest

dries <dries|en> [dris] SUST. m (akker)

Brache f

driest <drieste, driester, meest driest> [drist] ADJ.

1. driest (overmoedig):

2. driest (brutaal):

drift <drift|en> [drɪft] SUST. f

1. drift (opwelling van woede):

Wut f

rood van drift

2. drift:

drift (neiging, begeerte)

Trieb m

drift (hartstocht)

zijn driften beteugelen

seine Triebe zügeln

3. drift psych.:

Trieb m

Drang m

4. drift (het drijven):

Drift f

Trift f

een schip op drift

ein driftendes Schiff

het ijs is op drift geraakt

das Eis ist ins Treiben gekommen

5. drift:

drift (stroming: vloeistoffen)

Drift f

drift (stroming: lucht)

6. drift scheepv. (afwijking van de koers):

Abdrift f

op drift zijn

drive <drive|s> [drɑjf] SUST. m

1. drive DEP. (slag):

Drive m

2. drive (bridgewedstrijd):

Turnier nt

3. drive comput.:

Laufwerk nt

drif·tig <driftige, driftiger, driftigst> [drɪftəx] ADJ.

1. driftig (waaruit woede spreekt):

iem driftig maken

jdn in Wut versetzen

2. driftig (opvliegend):

driftig van aard zijn

ein hitziges Temperament haben

3. driftig (heftig):

hij stond driftig te gebaren

er stand da und gestikulierte erregt

4. driftig (haastig):

met driftige passen

mit hastigen Schritten

dril·len² <drilde, h. gedrild> [drɪlə(n)] V. intr.

drillen (trillen)

drillen (trillen)

beben

drillen (hoorbaar)

drib·bel <dribbel|s> [drɪbəl] SUST. m

drie·tal <drietal|len> [dritɑl] SUST. nt

1. drietal (aantal van drie):

Drei f

een drietal mannen

2. drietal (lijst van drie namen):

Kandidatenliste f mit drei Namen

drij·ven¹ <dreef, h./i. gedreven> [drɛivə(n)] V. intr.

1. drijven:

drijven (aan de oppervlakte blijven)

drijven (op het water in de stroming)

het wrakhout is naar de kust gedreven

das Treibholz ist an die Küste geschwemmt worden

hout drijft op water

Holz schwimmt auf dem Wasser

de zaak drijft op hem fig.

er ist die treibende Kraft des Unternehmens

2. drijven (zweven):

3. drijven:

drijven (doornat zijn)

(völlig) durchnässt sein

drijven (onder water staan)

unter Wasser stehen

de badkamer dreef

das Badezimmer stand unter Wasser

drij·ver <drijver|s> [drɛivər] SUST. m

1. drijver (iem die iets drijft):

Treiber m

2. drijver (voorwerp dat drijft):

drin·gen¹ <drong, h. gedrongen> [drɪŋə(n)] V. trans.

1. dringen (door drukken verplaatsen):

zich op de voorgrond dringen fig.

sich in den Vordergrund drängen

2. dringen (dwingen):

ik voel mij niet gedrongen mij te verontschuldigen

ich fühle mich nicht gedrängt, mich zu entschuldigen

drin·ken¹ [drɪŋkə(n)] SUST. nt geen pl.

Getränke pl.

Trank m form.

het eten en drinken is er goed

die Verpflegung ist dort gut

dreu·mes <dreumes|en> [drøməs] SUST. m

Knirps m

drie¹ <drie|ën> [dri] SUST. f

1. drie (getal):

drie

Drei f

2. drie (cijfer, als maatstaf voor prestaties):

drie

≈ Fünf f

een drie voor Latijn hebben

≈ eine Fünf in Latein haben

hit·te [hɪtə] SUST. f geen pl.

Hitze f

puffen van de hitte

unter der Hitze stöhnen

van de hitte doodgaan

vor Hitze umkommen

druk·te <drukte|s> [drʏktə] SUST. f

1. drukte:

drukte (veel bezigheden)

Betrieb m

drukte (in zaak, bedrijf e.d.)

door de drukte heb ik de bestelling vergeten (door het vele werk)

über der vielen Arbeit habe ich die Bestellung vergessen

door de drukte heb ik de bestelling vergeten (in de gejaagdheid)

in der Hektik habe ich die Bestellung vergessen

2. drukte:

drukte (leven, vertier: dicht op elkaar)

drukte (leven, vertier: veel mensen)

Betrieb m

drukte (leven, vertier: het in de weer zijn)

Geschäftigkeit f

drukte (verkeer)

Betrieb m

drukte (verkeer)

starke(r) Verkehr m

bij de opening heerste een enorme drukte

der Andrang bei der Eröffnung war enorm

in de drukte is hem zijn horloge gerold

im Gedränge hat ihm jd die Uhr gestohlen

3. drukte (veel ophef):

Umstände pl.

drukte (van iets) maken

viel Aufhebens von etw machen

veel drukte om niets

viel Lärm um nichts

4. drukte (omslag, omhaal):

Aufwand m

de voorbereiding brengt veel drukte mee

die Vorbereitung ist sehr aufwendig

Consultar el diccionario

neerlandés

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski