neerlandés » alemán

be·let·ten <belette, h. belet> [bəlɛtə(n)] V. trans.

op·let·ten <lette op, h. opgelet> [ɔplɛtə(n)] V. intr.

2. opletten (aandachtig luisteren):

be·zet·ten <bezette, h. bezet> [bəzɛtə(n)] V. trans.

1. bezetten (een plaats, ruimte):

2. bezetten (een gebied, gebouw):

3. bezetten (voorzien van):

4. bezetten (bekleden):

bekleiden form.

5. bezetten (tijd):

6. bezetten muz. (toneel):

be·smet·ten <besmette, h. besmet> [bəsmɛtə(n)] V. trans.

2. besmetten (bevlekken):

bij·zet·ten <zette bij, h. bijgezet> [bɛizɛtə(n)] V. trans.

1. bijzetten (plaatsen bij):

2. bijzetten (begraven):

rou·let·te <roulette|s> [rulɛtə] SUST. f

in·zet·ten1 <zette in, h. ingezet> [ɪnzɛtə(n)] V. trans.

4. inzetten:

inzetten DEP., muz.

na·zet·ten <zette na, h. nagezet> [nazɛtə(n)] V. trans. (vervolgen)

om·zet·ten1 <zette om, h. omgezet> [ɔmzɛtə(n)] V. trans.

1. omzetten (van plaats laten verwisselen):

2. omzetten (in een andere stand brengen):

4. omzetten (verhandelen):

6. omzetten muz.:

af·zet·ten1 <zette af, h. afgezet> [ɑfsɛtə(n)] V. trans.

1. afzetten (afnemen en ergens neerzetten):

2. afzetten (buiten werking stellen):

3. afzetten (amputeren):

4. afzetten (ontfutselen):

8. afzetten (uit zijn ambt ontzetten):

13. afzetten (van de hand doen):

14. afzetten (de afmetingen, het verloop aanduiden):

15. afzetten (laten bezinken, neerslaan):

in·vet·ten <vette in, h. ingevet> [ɪnvɛtə(n)] V. trans.


Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski