neerlandés » alemán

Traducciones de „geweten“ en el diccionario neerlandés » alemán (Ir a alemán » neerlandés)

Mostrar un resumen de todos los resultados
ge·we·ten
sustantivo
ge·we·ten
verbo

ge·we·ten1 <geweten|s> [ɣəwetə(n)] SUST. nt

ge·we·ten2 V.

geweten volt. deelw. van weten³

Véase también: weten , weten

we·ten3 <wist, h. geweten> [wetə(n)] V. trans.

1. weten (kennis hebben van; beseffen):

weten
wissen
weet je mijn agenda ook (te liggen)?
weißt du, wo mein Terminkalender ist?
als je dat maar weet!
dass du es nur weißt!
als je maar weet dat …
sei dir darüber im Klaren, dass …
hij weet niet beter of het hoort zo
er weiß es nicht anders, als dass es sich so gehört
je moest beter weten [o. je zou beter moeten weten]
du solltest klüger sein
niet dat ik weet
nicht, dass ich wüsste
hij weet ervan
er weiß Bescheid
met haar weet je het nooit
bei ihr weiß man nie
voor je het weet, ben je er
ehe man sichs versieht, ist man da
weten hoe men zich moet gedragen
sich zu benehmen wissen
ik had het kunnen weten
das hätte ich mir denken können
dat moet hij maar weten
das muss letztendlich er wissen
ik zou het niet weten
ich habe keine Ahnung
ik wist niet waar ik blijven moest
ich wäre am liebsten in den Erdboden versunken
ergens iets op weten
eine Lösung für etw wissen
te weten
nämlich
te weten
und zwar
iets te weten komen
etw erfahren
veel van muziek weten
viel von Musik verstehen
ik weet van niks [o. ik weet nergens van ]
ich weiß von nichts
weet je wel [o. je weet wel ]
weißt du
je weet wie het zegt
du weißt ja, von wem es stammt
iets niet willen weten
etw nicht wahrhaben wollen
zeker weten!
garantiert!
zeker weten!
unter Garantie!
je zou eens moeten weten … [o. als je eens wist …]
wenn du wüsstest …
voor zover ik weet
soviel ich weiß
voor zover ik weet form.
meines Wissens
weet ik veel! coloq.
was weiß ich!
wat niet weet, dat niet deert provb.
was ich nicht weiß, macht mich nicht heiß provb.

2. weten (neiging hebben) + van:

weten
wissen

3. weten (erin slagen):

weten
wissen
weten
können
weten form.
vermögen

we·ten1 [wetə(n)] SUST. nt geen pl.

Ejemplos de uso para geweten

naar eer en geweten
nach bestem Wissen und Gewissen
een kwaad geweten hebben
ein schlechtes Gewissen haben
ze hebben het geweten
sie haben es zu spüren bekommen
een knagend geweten
ein nagendes Gewissen
een onbezwaard geweten
ein unbeschwertes Gewissen
een rein geweten
ein reines Gewissen
zijn geweten onderzoeken
sein Gewissen erforschen [o. prüfen]
zijn slechte geweten bezwaart hem
das schlechte Gewissen drückt ihn
de stem van het geweten
die Stimme des Gewissens
iets op zijn geweten hebben
etw auf dem Gewissen haben
zijn geweten in slaap wiegen fig.
sein Gewissen beruhigen
naar eer en geweten antwoorden
nach bestem Wissen und Gewissen antworten
zijn geweten in slaap sussen
sein Gewissen einschläfern [o. betäuben]
een goed/slecht geweten hebben
ein gutes/schlechtes Gewissen haben
ook Jan had het niet geweten
auch Jan hätte es nicht gewusst
het kan niet anders, of zij hebben het geweten (na ontkenning of restrictie)
es kann nicht anders sein, sie haben es gewusst
iets niet met zijn geweten in overeenstemming kunnen brengen
etw vor seinem Gewissen nicht verantworten können

Consultar el diccionario

neerlandés

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski
Consultar los diccionarios
Los más populares