alemán » neerlandés

Traducciones de „smoken“ en el diccionario alemán » neerlandés (Ir a neerlandés » alemán)

Mostrar un resumen de todos los resultados

ˈsen·ken: verbo transitivo
ˈSmo·king: sustantivo
ˈblö·ken: verbo intransitivo
ˈHa·ken: sustantivo
ˈKü·ken: sustantivo
ˈpi·ken: verbo transitivo
ˈul·ken: verbo intransitivo
ˈun·ken: verbo intransitivo
ˈbi·ken: verbo intransitivo
ˈLa·ken: sustantivo
ˈden·ken: verbo intransitivo
ˈlen·ken: verbo transitivo
ˈbo·cken: verbo intransitivo
ˈde·cken: verbo reflexivo
ˈdo·cken: verbo transitivo
ˈfi·cken: verbo intransitivo
ˈha·cken: verbo intransitivo
ˈju·cken: verbo transitivo
ˈka·cken: verbo intransitivo
ˈkal·ken: verbo transitivo

Los resultados a continuación se escriben de forma parecida: senken , Smoking , Nacken , lecken , Korken , kalken , kacken , jucken , hacken , ficken , docken , decken , bocken , lenken , denken , Laken , biken , unken , ulken , piken , Küken , Haken y/e blöken

ˈsen·ken¹ [ˈzɛŋkn̩] V. trans.

1. senken (niederlassen):

die Augen [o. den Blick ] senken elev.

de ogen neerslaan

den Sarg ins Grab senken

de kist in het graf laten zakken

gesenkten Hauptes elev.

met gebogen hoofd

2. senken (weniger werden):

seine Stimme senken

ˈSmo·king <Smokings, Smokings> [ˈsmoːkɪŋ] SUST. m

smoking(kostuum) nt

ˈblö·ken [ˈbløːkn̩] V. intr.

blöken (Schaf)

blöken (Rind)

ˈHa·ken <Hakens, Haken> [ˈhaːkn̩] SUST. m

1. Haken (gebogene Halterung):

haak

duim

kram

2. Haken coloq. (hakenförmiges Zeichen):

vinkje nt

3. Haken coloq. fig. (hindernde Schwierigkeit):

(verborgen) moeilijkheid

bezwaar nt

die Sache hat einen Haken

er schuilt nog een adder onder 't gras

mit Haken und Ösen DEP.

met alle geoorloofde en ongeoorloofde middelen

4. Haken DEP. (beim Boxen):

einen Haken schlagen

een plotselinge zijsprong maken

ˈKü·ken <Kükens, Küken> [ˈkyːkn̩] SUST. nt

1. Küken:

kuiken nt

2. Küken coloq. fig. (Kind):

kippetje nt

meisje nt

3. Küken coloq. fig. (Knirps):

4. Küken TÉC.:

ˈpi·ken [ˈpiːkn̩] V. trans. coloq.

ˈul·ken [ˈʊlkn̩] V. intr.

een grapje maken

ˈun·ken [ˈʊŋkn̩] V. intr.

onheil voorspellen

zwartgallig doen

sombere geluiden laten horen

ˈbi·ken [ˈb͜aikn̩] V. intr. DEP.

biken coloq.

biken coloq.

ˈLa·ken <Lakens, Laken> [ˈlaːkn̩] SUST. nt

laken nt

badlaken nt

ˈden·ken¹ <dachte, gedacht> [ˈdɛŋkn̩] V. intr.

1. denken (meinen):

denkste! coloq.

dat had je gedacht!

gedacht, getan coloq.

zo gezegd, zo gedaan

Denken ist Glückssache! coloq.

dat had je gedacht!

2. denken (sich erinnern):

das geschieht schon, solange ich denken kann

dat gebeurt al zolang ik me kan herinneren

3. denken (beabsichtigen):

er denkt nur an seinen Vorteil

hij is alleen op eigen voordeel bedacht [o. denkt alleen maar aan eigen voordeel]

erst denken, dann handeln provb.

bezint eer ge begint

erst denken, dann handeln provb.

eerst denken, dan doen

ˈlen·ken [ˈlɛŋkn̩] V. trans.

1. lenken (steuern):

ein Pferd/Fuhrwerk lenken

een paard/wagen mennen

2. lenken (dirigieren):

einen Staat lenken

een staat besturen [o. leiden] [o. regeren]

gelenkte Wirtschaft

geleide economie

etw zum Guten lenken

iets ten goede keren

3. lenken (richten):

(ertoe) brengen

4. lenken (manipulieren):

eine gelenkte Meldung

een gemanipuleerd bericht

ˈbo·cken [ˈbɔkn̩] V. intr.

bocken AUTO. TRÁF.

ˈde·cken² [ˈdɛkn̩] V. v. refl.

1. decken (übereinstimmen):

aan elkaar gelijk zijn

2. decken (sich schützen):

zichzelf beschermen

3. decken MAT.:

ˈdo·cken² [ˈdɔkn̩] V. trans.

een streng [o. knot] maken

ˈfi·cken¹ [ˈfɪkn̩] V. intr. vulg.

ˈha·cken³ [ˈhakn̩] V. intr.

auf dem Klavier hacken fig.

op de piano zitten hakken [o. rammelen]

ˈju·cken¹ [ˈjʊkn̩] V. trans. (kratzen)

das juckt mich nicht fig.

dat interesseert me niet

das juckt mich nicht fig.

dat laat me koud

ˈka·cken [ˈkakn̩] V. intr. vulg.

ˈkal·ken [ˈkalkn̩] V. trans.

kalken (tünchen)

kalken (weißen)

kalken (gipsen, verputzen)

Consultar el diccionario

alemán

Consultar "smoken" en otros idiomas

francés

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski