neerlandés » alemán

sprong1 <sprong|en> [sprɔŋ] SUST. m

1. sprong:

Sprung m
sprong (krachtig)
Satz m
sprong (afzet)
een grote sprong doen fig.
een sprong in het diepe fig.
een sprong in het duister fig.
de sprong wagen fig.

3. sprong (vooruitstekend deel):

sprong

4. sprong (barst):

sprong
Sprung m
sprong
Riss m

sprong2 V.

sprong 3. pers. sing. imperf. van springen

Véase también: springen

sprin·gen <sprong, h./i. gesprongen> [sprɪŋə(n)] V. intr.

4. springen (kaatsen):

hink-stap-sprong <hink-stap-sprong|en> [hɪŋkstɑpsprɔŋ] SUST. m


Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski