neerlandés » alemán

Traducciones de „aflopen“ en el diccionario neerlandés » alemán (Ir a alemán » neerlandés)

Mostrar un resumen de todos los resultados
af·lo·pen
verbo
af·lo·pen
verbo

af·lo·pen1 <liep af, i. afgelopen> [ɑflopə(n)] V. intr.

1. aflopen:

aflopen (weglopen)
weggehen
aflopen (snel)
weglaufen
niet van zijn plaats aflopen
nicht von seinem Platz weggehen

2. aflopen (zich haastig begeven naar):

aflopen
hinlaufen
op iem aflopen
zu jdm hinlaufen
de jongens liepen op de brand af
die Jungen liefen zum Feuer hin

4. aflopen (wekker):

aflopen
klingeln
de wekker loopt om 7 uur af
der Wecker klingelt um 7 Uhr

7. aflopen (zich naar beneden uitstrekken):

aflopen
abfallen
de weg loopt snel af
der Weg fällt stark ab

af·lo·pen2 <liep af, h. afgelopen> [ɑflopə(n)] V. trans.

1. aflopen (verslijten):

aflopen
ablaufen
schoenen aflopen
Schuhe ablaufen

2. aflopen (doorlopen):

aflopen
ablaufen
alle winkels voor iets aflopen
alle Geschäfte nach etw ablaufen

Ejemplos de uso para aflopen

schoenen aflopen
Schuhe ablaufen
treurig aflopen
ein trauriges Ende nehmen
goed aflopen
gut ausgehen
triest aflopen
ein trauriges Ende nehmen
(van) de trap aflopen
die Treppe heruntergehen [o. hinuntergehen]
er de kantjes aflopen
sich dat. kein Bein ausreißen
met een sisser aflopen
glimpflich verlaufen [o. abgehen]
stad en land aflopen
Stadt und Land (nach etw) abrennen
op iem aflopen
zu jdm hinlaufen
de kroegen aflopen
eine Zechtour machen
alle winkels voor iets aflopen
alle Geschäfte nach etw ablaufen
niet van zijn plaats aflopen
nicht von seinem Platz weggehen
in hoeveel tijd kan men die weg aflopen?
wie viel Zeit braucht man zu Fuß für diese Strecke?

Consultar el diccionario

neerlandés

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski
Consultar los diccionarios
Los más populares