Traducciones de „ganten“ en el diccionario alemán » neerlandés

ˈGar·ten <Gartens, Gärten> [ˈgartn̩, ˈgɛrtn̩] SUST. m

Garten

tuin

Garten

hof nt

quer durch den Garten coloq. fig.

van alles (wat)

quer durch den Garten fig.

kriskras door elkaar

quer durch den Garten hum.

allerlei groente [o. van alles] uit de tuin

der Garten Eden

de hof van Eden

ˈun·ten [ˈʊntn̩] ADV.

1. unten (an einer tieferen Stelle):

unten

beneden

unten

onder(aan)

unten

onderin

unten am Tisch sitzen (am hinteren Ende)

aan het ondereind(e) van de tafel zitten

unten erwähnt (hinten im Text)

onderaan vermeld

unten erwähnt (hinten im Text)

onderstaand

unten herum

onderlangs

nach unten

omlaag

nach unten hin [o. zu]

naar onderen [o. beneden] (toe)

unten sein fig. (in sozial niedriger Position)

onderaan staan

unten stehend

onderstaand

alles von unten nach oben kehren fig.

alles ondersteboven halen [o. keren]

weiter unten

lager

weiter unten

verderop

2. unten coloq. ((irgendwo) im Süden):

unten

(daarginds) in het zuiden

bei jdm unten durch sein

er bij iem uit liggen

bei jdm unten durch sein

het bij iem verkorven [o. verbruid] hebben

ich wusste kaum noch, was unten und was oben war coloq.

ik wist nauwelijks nog wat voor en achter was [o. waar mijn hoofd stond]

ˈern·ten [ˈɛrntn̩] V. trans. a. fig. (erzielen)

ernten

oogsten

ernten

inoogsten

ˈhin·ten [ˈhɪntn̩] ADV.

hinten (entfernt)

achter(aan)

hinten (entfernt)

aan het eind

hinten (auf der abgewandten Seite)

aan de achterkant

von vorn bis hinten

van voren tot achteren

ich habe hinten keine Augen! coloq.

ik heb geen ogen in mijn nek [o. in mijn rug] !

jdn hinten lassen coloq.

iem overtroeven [o. overtreffen]

das stimmt weder hinten noch vorn coloq.

dat klopt van geen kanten

ganz hinten sitzen

helemaal achteraan zitten

nicht (mehr) wissen, wo hinten und vorn(e) ist coloq.

niet meer weten wat voor en achter is niet meer weten wat voor en achter is

nicht (mehr) wissen, wo hinten und vorn(e) ist coloq.

ten einde raad [o. in de bonen] zijn

jdn von hinten ansehen coloq.

iem de nek [o. de rug] toekeren

jdn von hinten ansehen coloq.

niets met iem te maken willen hebben

jdn am liebsten von hinten sehen coloq.

iem liever zien gaan dan komen

hinten nicht mehr hochkönnen coloq.

in een moeilijk parket zitten

hinten nicht mehr hochkönnen coloq.

oud en der dagen zat zijn

hinten runterfallen coloq.

er bekaaid afkomen

ˈga·ren¹ [ˈgaːrən] V. intr.

garen

gaar worden

ˈgaf·fen [ˈgafn̩] V. intr. coloq. pey.

gaffen

gapen

gaffen

met open mond (staan) kijken

ˈgän·geln [ˈgɛŋl̩n] V. trans. pey.

gängeln

aan de leiband laten lopen

gängeln

in het gareel brengen

gängeln

ringeloren

ˈdrun·ten [ˈdrʊntn̩] ADV. regio.

drunten

daar beneden

drunten

daarginds

ˈKärn·ten <Kärntens> [ˈkɛrntn̩] SUST. nt kein pl. coloq.

Kärnten

Karinthië nt

ˈan·be·ten V. trans.

anbeten REL.

aanbidden

anbeten (verehren)

vereren

anbeten (verehren)

verafgoden