Traducciones de „aflaten“ en el diccionario alemán » neerlandés

(Ir a neerlandés » alemán)

ˈfloa·ten [ˈfloːtn̩, ˈfloʊtn̩] V. intr. ECON.

floaten

zweven

floaten

floaten

ˈab·ra·ten¹ V. trans. irreg.

abraten

afraden

abraten

ontraden

ˈflö·ten¹ [ˈfløːtn̩] V. intr.

1. flöten:

flöten

fluiten

eine Amsel flötet

een merel fluit

2. flöten (Flöte spielen):

flöten

op de fluit spelen

3. flöten (mit einer hohen Stimme sprechen):

flöten

met een hoge (en vleiende) stem spreken

4. flöten coloq. eufem.:

flöten

pijpen

flöten

fellatie doen

flöten gehen coloq.

verloren gaan

flöten gehen coloq.

naar de haaien [o. maan] gaan

flöten gehen coloq.

stukgaan

ˈflu·ten² [ˈfluːtn̩] V. trans. NÁUT.

fluten

laten vollopen

ˈDa·ten [ˈdaːtn̩] SUST. pl.

Daten

gegevens

Daten

data

Daten

feiten

Daten

informatie

einen Computer mit Daten füttern coloq.

een computer (met gegevens) voeren

einen Computer mit Daten füttern coloq.

aan een computer gegevens [o. informatie] toevoeren

ˈra·ten <rät, riet, geraten> [ˈraːtn̩] V. trans.

1. raten (als Ratschlag geben):

raten

(aan)raden

raten

raad geven

raten

adviseren

lass dir das geraten sein! coloq.

dat is je geraden!

sich nicht mehr zu raten wissen

zich geen raad meer weten

wozu rätst du mir?

wat raad je mij aan?

2. raten (erraten, mutmaßen):

raten

raden

raten

gissen [o. raden] naar

hin und her raten

allerlei gissingen maken

ˈwa·ten [ˈvaːtn̩] V. intr.

waten

waden

ˈbra·ten <brät, briet, gebraten> [ˈbraːtn̩] V. intr.

braten

braden

ˈBra·ten <Bratens, Braten> [ˈbraːtn̩] SUST. m

Braten

gebraad nt

Braten

gebraden vlees nt

Braten

braadstuk nt

das ist ein fetter Braten! fig.

dat is een vette kluif [o. een buitenkansje] !

den Braten riechen coloq. fig.

lont ruiken

den Braten riechen coloq. fig.

lucht krijgen van (iets)

dem Braten nicht trauen fig.

het zaakje niet vertrouwen

dem Braten nicht trauen fig.

nattigheid voelen

ˈska·ten¹ [ˈskaːtn̩] V. intr. coloq. NAIPES

skaten

skaat spelen

ˈSpa·ten <Spatens, Spaten> [ˈʃpaːtn̩] SUST. m

Spaten

spade

Spaten

schop

be·ˈra·ten¹ V. v. refl. irreg.

beraten

overleggen

beraten

overleg plegen

Du·ˈka·ten <Dukatens, Dukaten> [duˈkaːtn̩] SUST. m HIST.

Dukaten

dukaat

er·ˈra·ten [-ˈraːtn̩] V. trans.

erraten

raden

erraten

(door raden) ontdekken [o. er achter komen]

ge·ˈra·ten³ [gəˈraːtn̩] V.

geraten part. pas. von raten

Véase también: raten

ˈra·ten <rät, riet, geraten> [ˈraːtn̩] V. trans.

1. raten (als Ratschlag geben):

raten

(aan)raden

raten

raad geven

raten

adviseren

lass dir das geraten sein! coloq.

dat is je geraden!

sich nicht mehr zu raten wissen

zich geen raad meer weten

wozu rätst du mir?

wat raad je mij aan?

2. raten (erraten, mutmaßen):

raten

raden

raten

gissen [o. raden] naar

hin und her raten

allerlei gissingen maken

ˈup·da·ten [ˈapdeːtən] V. trans. INFORM.

updaten

updaten

ˈzu·ra·ten V. intr. irreg.

zuraten

aanraden

zuraten

adviseren

la·ˈtent [laˈtɛnt] ADJ. elev.

latent

latent

ˈhaf·ten [ˈhaftn̩] V. intr.

1. haften (kleben, heften):

haften

kleven

haften

hechten

haften

(blijven) plakken

sein Blick haftete auf ihr fig.

zijn blik bleef op haar gevestigd

bei ihm haftet nichts coloq. fig.

hij onthoudt niets

haften bleiben

blijven (vast)zitten [o. plakken]

haften bleiben fig.

blijven hangen

haften bleiben fig.

bijblijven

haftende Eindrücke fig.

blijvende indrukken

2. haften (greifen):

haften

grip hebben

die Reifen haften schlecht

de banden hebben weinig grip (op de weg)

3. haften (die Haftung übernehmen):

haften

aansprakelijk [o. verantwoordelijk] zijn

haften

borg zijn [o. staan]

Eltern haften für ihre Kinder

ouders zijn aansprakelijk voor hun kinderen

ein persönlich haftender Gesellschafter ECON., DER.

een vennoot die persoonlijk aansprakelijk is

die Versicherung hat nicht gehaftet

de verzekering heeft de schadeclaim niet erkend [o. de schade niet gedekt]