neerlandés » alemán

Traducciones de „linkes“ en el diccionario neerlandés » alemán (Ir a alemán » neerlandés)

Mostrar un resumen de todos los resultados

lin·ken: verbo
lin·ker: adjetivo y adverbio
links: adjetivo y adverbio
lin·kerd: sustantivo
klin·ken: verbo
blin·ker: sustantivo
klin·ker: sustantivo
slin·ken: verbo
blin·ken: verbo

Los resultados a continuación se escriben de forma parecida: links , linker , linken , blinken , slinken , klinker , blinker , klinken y/e linkerd

lin·ken <linkte, h. gelinkt> [lɪŋkə(n)] V. trans.

lin·ker [lɪŋkər] ADJ.

linke(r, s)

deze hand is mijn linker

diese Hand ist meine linke

hij nam de bal vol op de linker

er nahm den Ball voll mit dem linken Fuß

links¹ <linkse, linkser, meest links> [lɪŋks] ADJ.

1. links (naar, aan de linkerzijde):

linke(r, s)

de linkse deur

2. links (met de linkerhand of linkervoet werkend):

dit kind is van nature links

dieses Kind ist von Natur (aus [o. her] ) links

3. links (onhandig):

linkse manieren

linkische Manieren pl.

4. links pol.:

linke(r, s)

de linkse partijen

die linken Parteien

de linkse partijen

die Linksparteien

een linkse deur

eine linksdrehende Tür

lin·kerd <linkerd|s> [lɪŋkərt] SUST. m

klin·ken² <klonk, h. geklonken> [klɪŋkə(n)] V. intr.

1. klinken:

klinken (luiden, galmen)

klinken (luiden, galmen)

klinken (weerklinken)

er klinkt een luid gejuich

ein lautes Jubeln erklingt

er klonk een schot

es knallte ein Schuss

zijn stem klonk triomfantelijk

Triumph klang in seiner Stimme

zuiver/vals klinken

rein/falsch klingen

2. klinken (toeschijnen, voorkomen):

dat zal u vreemd in de oren klinken

das wird Ihnen fremd vorkommen

dat klinkt ongelofelijk

das hört sich unglaubwürdig an

dat klinkt ongelofelijk

das klingt unglaubhaft

3. klinken (toosten):

op iets klinken

auf etw acus. anstoßen

blin·ker <blinker|s> [blɪŋkər] SUST. m

Cursor m

klin·ker <klinker|s> [klɪŋkər] SUST. m

1. klinker (spraakgeluid):

Vokal m

2. klinker (hardgebakken steen):

Klinker m

slin·ken <slonk, i. geslonken> [slɪŋkə(n)] V. intr.

slinken (voorraad, kapitaal ook)

slinken (in aantal, kracht)

slinkende krachten

abnehmende [o. schwindende] Kräfte

blin·ken <blonk, h. geblonken> [blɪŋkə(n)] V. intr.

blinken (licht(jes), spiegel, water)

blinken (goud, water, ogen)

blinken (goud, water, ogen)

gleißen form.

blinken (ogen)

alles blinkt er

alles blitzt und blinkt

blinkend goud

gleißendes Gold

in haar ogen blonken tranen

in ihren Augen glänzten Tränen

van netheid blinken

vor Sauberkeit blitzen [o. blinken] [o. glänzen]

zijn gezicht blonk van vreugde fig.

sein Gesicht strahlte vor Freude

Consultar el diccionario

neerlandés

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski