neerlandés » alemán

door·stre·pen <streepte door, h. doorgestreept> [dorstrepə(n)] V. trans.

ˈdoor·ste·ken <stak door, h. doorgestoken> [dorstekə(n)] V. trans.

1. doorsteken (door, in een opening brengen):

stecken durch +acus.

2. doorsteken (een opening maken in):

voor·ste·ken <stak voor, h./i. voorgestoken> [vorstekə(n)] V. intr. bel.

om·stre·ken [ɔmstrekə(n)] SUST. pl.

los·trek·ken <trok los, h. losgetrokken> [lɔstrɛkə(n)] V. trans.

2. lostrekken (openen):

strek·ken1 <strekte, h. gestrekt> [strɛkə(n)] V. trans. (in lengterichting brengen)

door·stik·ken <stikte door, h. doorgestikt> [dorstɪkə(n)] V. trans.

ge·stre·ken V.

gestreken volt. deelw. van strijken¹, strijken²

Véase también: strijken , strijken

strij·ken2 <streek, h./i. gestreken> [strɛikə(n)] V. intr.

1. strijken (zich laten gladmaken):

2. strijken (bespelen):

neer·strij·ken <streek neer, i. neergestreken> [nerstrɛikə(n)] V. intr.

ver·strak·ken1 <verstrakte, i. verstrakt> [vərstrɑkə(n)] V. intr. (strakker worden)

ver·strij·ken <verstreek, i. verstreken> [vərstrɛikə(n)] V. intr.

ver·strik·ken <verstrikte, h. verstrikt> [vərstrɪkə(n)] V. trans.

1. verstrikken (in een strik vangen):

2. verstrikken (doen vastlopen):

verstricken form.

ˈdoor·stro·men <stroomde door, i. doorgestroomd> [dorstromə(n)] V. intr.

1. doorstromen (woningen):

2. doorstromen onderw.:

on·der·stre·pen <onderstreepte, h. onderstreept> [ɔndərstrepə(n)] V. trans. ook fig.


Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski