neerlandés » alemán

schond V.

schond 3. pers. sing. imperf. van schenden

Véase también: schenden

stond V.

stond 3. pers. sing. imperf. van staan

Véase también: staan

staan <stond, h. gestaan> [stan] V. intr.

1. staan (personen, dieren):

zu etw dat. stehen
an etw acus. herangehen
zu etw dat. stehen
für etw acus. da sein
vor etw dat. stehen
voor iem staan fig.

2. staan (op steunpunten rusten):

3. staan (in een toestand, hoedanigheid zijn):

iem na staan fig.

9. staan (geëist worden):

13. staan form. (functie, standplaats hebben):

15. staan (betamen):

zu Gesicht stehen +dat.
staan form.
anstehen +dat.

ras·hond <rashond|en> [rɑshɔnt] SUST. m

shock <shock|s> [ʃɔk] SUST. m

blond <blonde, blonder, blondst> [blɔnt] ADJ.

1. blond (haar):

2. blond (lichtkleurig):

grond <grond|en> [ɣrɔnt] SUST. m

shot <shot|s> [ʃɔt] SUST. m

1. shot:

shot foto., CINE

2. shot (injectie):

Schuss m

show <show|s> [ʃow] SUST. m

1. show (presentatie):

Schau f

honds <hondse, hondser, meest honds> [hɔnts] ADJ.

zee·hond <zeehond|en> [zehɔnt] SUST. m

as·blond [ɑzblɔnt] ADJ.

shorts [ʃɔːrts] SUST. pl.

sho·vel <shovel|s> [ʃovəl] SUST. f

ei·rond [ɛirɔnt] ADJ.

ho·nend [honənt] ADJ.

show·down [ʃodɑun] SUST. f geen pl.

2. showdown (het openlijk aan de orde stellen van een kwestie):


Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski