alemán » neerlandés

Traducciones de „knoesten“ en el diccionario alemán » neerlandés

(Ir a neerlandés » alemán)

Mostrar un resumen de todos los resultados

ˈkno·ten: verbo transitivo
an·ˈsons·ten: adverbio
ˈKno·ten: sustantivo
ˈan·las·ten: verbo transitivo
ˈan·tas·ten: verbo transitivo
ˈUn·kos·ten: sustantivo
ver·ˈpes·ten: verbo transitivo
Süd·ˈwes·ten: sustantivo
ˈein·nis·ten: verbo reflexivo
ˈein·ras·ten: verbo intransitivo
ent·ˈros·ten: verbo transitivo
ˈab·leis·ten: verbo transitivo
ˈGrund·fes·ten: sustantivo
Nord·ˈwes·ten: sustantivo
ˈab·rüs·ten: verbo intransitivo
ˈab·tas·ten: verbo transitivo
be·ˈlas·ten: verbo transitivo
be·ˈtas·ten: verbo transitivo
ge·ˈlüs·ten: verbo
Süd·ˈos·ten: sustantivo

Los resultados a continuación se escriben de forma parecida: knoten , ansonsten , Unkosten , antasten , anlasten , Knoten , ableisten , entrosten , einrasten , einnisten , Südwesten , verpesten , Grundfesten , zulasten , Südosten , gelüsten , betasten , belasten , abtasten , abrüsten y/e Nordwesten

ˈkno·ten [ˈknoːtn̩] V. trans.

een knoop leggen

an·ˈsons·ten [anˈzɔnstn̩] ADV.

1. ansonsten coloq.:

ansonsten (sonst)

ansonsten (im Übrigen)

ansonsten gibt es nichts Neues

voor het overige is er niets nieuws

2. ansonsten coloq. (im anderen Fall):

in het andere [o. tegenovergestelde] geval

ich brauche Hilfe, ansonsten muss ich es aufgeben

ik heb hulp nodig, anders moet ik het opgeven

ˈKno·ten <Knotens, Knoten> [ˈknoːtn̩] SUST. m

1. Knoten (Verschlingung):

knoop

steek

der gordische Knoten

de gordiaanse knoop

2. Knoten (Haarknoten):

dot

knot

3. Knoten (im Holz, in der Pflanzenkunde):

kwast

4. Knoten:

Knoten ((Autobahn)Kreuz)

Knoten (Schnittstelle, Kreuzung)

snijpunt nt

5. Knoten:

Knoten TEAT., CINE, LIT.

knoop

Knoten TEAT., CINE, LIT.

Knoten TEAT., CINE, LIT.

plot

6. Knoten MED. (z. B. in der Brust):

7. Knoten MED.:

8. Knoten:

Knoten FÍS., NÁUT., ASTRON., MAT.

knoop

9. Knoten fig.:

knoop

bei jdm ist der Knoten geplatzt coloq. fig.

iem doorbreekt eindelijk de barrière

bei jdm ist der Knoten geplatzt coloq. fig.

bij iem valt eindelijk het kwartje

ˈan·las·ten V. trans.

ten laste leggen

beschuldigen van

jdm einen Fehler anlasten

iem een fout ten laste leggen

ˈan·tas·ten V. trans.

1. antasten (leicht berühren):

2. antasten (anbrechen):

die Vorräte nicht antasten

de voorraden niet aantasten [o. aanspreken]

3. antasten (beeinträchtigen):

jds Ehre/Recht antasten

iem in zijn eer/recht aantasten

ˈUn·kos·ten SUST. pl.

jdn in Unkosten stürzen coloq.

iem op (on)kosten jagen

sich (ganz schön) in Unkosten stürzen

grote onkosten maken

ver·ˈpes·ten [fɛɐ̯ˈpɛstn̩] V. trans. pey.

Süd·ˈwes·ten <Südwestens> [zyːtˈvɛstn̩] SUST. m kein pl.

ˈein·nis·ten V. v. refl.

1. einnisten (Vogel):

een nest bouwen

2. einnisten MED.:

zich innestelen

3. einnisten (sich niederlassen):

einnisten fig. pey.

zich innestelen

einnisten fig. pey.

zich nestelen in

ˈein·ras·ten V. intr. TÉC.

in elkaar sluiten

ent·ˈros·ten [-ˈrɔstn̩] V. trans.

van roest ontdoen

ˈab·leis·ten V. trans. (absolvieren)

seine Wehrpflicht ableisten

zijn militaire dienst vervullen

ˈGrund·fes·ten SUST. pl.

Grundfesten

grondvesten ook fig.

Grundfesten

Grundfesten

an den Grundfesten einer Sache rütteln

aan de grondslagen [o. basis] van iets tornen

die Häuser bebten bis in ihre Grundfesten

de huizen stonden op hun grondvesten te trillen

etw in seinen [o. bis in seine] Grundfesten erschüttern

iets op zijn grondvesten doen wankelen

etw in seinen [o. bis in seine] Grundfesten erschüttern fig. a.

iets tot in de kern [o. basis] aantasten

Nord·ˈwes·ten [-ˈvɛstn̩] SUST. m

ˈab·rüs·ten¹ V. intr.

ˈab·tas·ten V. trans.

abtasten INFORM. (tastend untersuchen)

abtasten (sondieren)

be·ˈlas·ten V. trans.

1. belasten a. fig. (Last aufladen):

2. belasten FIN.:

mein Konto wurde zu Unrecht mit 100 Euro belastet

er werd ten onrechte 100 euro van mijn rekening afgeschreven

3. belasten DER.:

bezwarende verklaringen afleggen voor

belastende Aussagen/Umstände

bezwarende verklaringen/omstandigheden

be·ˈtas·ten V. trans.

ge·ˈlüs·ten [gəˈlʏstn̩] V. v. impers. elev.

es gelüstet mich nach etw

ik heb zin in iets

es gelüstet mich nach etw

ik heb trek in iets

Süd·ˈos·ten <Südostens> [zyːtˈʔɔstn̩] SUST. m kein pl.

Consultar el diccionario

alemán

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski