neerlandés » alemán

ner·vo·si·teit [nɛrvozitɛit] SUST. f geen pl.

ner·veus <nerveuze, nerveuzer, nerveust> [nɛrvøs] ADJ.

her·vor·men <hervormde, h. hervormd> [hɛrvɔrmə(n)] V. trans.

2. hervormen (tot een betere staat brengen):

ver·voe·gen2 <vervoegde, h. vervoegd> [vərvuɣə(n)] V. trans. taalk.

ver·vor·men1 <vervormde, i. vervormd> [vərvɔrmə(n)] V. intr.

2. vervormen (afwijkend klinken):

her·vor·mer <hervormer|s> [hɛrvɔrmər] SUST. m

on·der·voed [ɔndərvut] ADJ.

ver·vol·gen <vervolgde, h. vervolgd> [vərvɔlɣə(n)] V. trans.

1. vervolgen (verder volgen):

4. vervolgen (aanklagen):

ver·vol·ger <vervolger|s> [vərvɔlɣər] SUST. m

ener·ve·ren <enerveerde, h. geënerveerd> [enɛrverə(n)] V. trans.

on·er·va·ren [ɔnɛrvarə(n)] ADJ.

nerts <nerts|en> [nɛrts] SUST. m

prin·ses <prinses|sen> [prɪnsɛs] SUST. f

1. prinses (koningsdochter):

er·voe·ren V.

ervoeren 3. pers. pl. imperf. van ervaren¹, ervaren²

Véase también: ervaren , ervaren

er·va·ren2 <ervoer, h. ervaren> [ɛrvarə(n)] V. trans.

2. ervaren (vernemen):

her·vormd [hɛrvɔrmt] ADJ. rel.


Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski