neerlandés » alemán

greep1 <grepen> [ɣrep] SUST. m

2. greep muz.:

greep
Griff m

3. greep (onopzettelijke keuze):

greep
Griff m
een greep naar de macht
een greep uit het leven

4. greep (manier van pakken):

greep
Griff m
greep

5. greep (vaardigheid, handigheid):

greep
Kniff m
greep
Griff m
de greep van iets weten [o. weg ] hebben

greep2 V.

greep 3. pers. sing. imperf. van grijpen¹, grijpen²

Véase también: grijpen , grijpen

grij·pen1 <greep, h. gegrepen> [ɣrɛipə(n)] V. intr. (een grijpende beweging maken)

greep3 <grepen> [ɣrep] SUST. f

2. greep (handvat, heft):

greep
Griff m
greep
de greep van een pistool

3. greep (gereedschap):

greep
greep

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski