Traducciones de „grijpende“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

grij·pen¹ <greep, h. gegrepen> [ɣrɛipə(n)] V. intr. (een grijpende beweging maken)

grijpen

greifen

het anker grijpt

der Anker greift espec.

de brand grijpt om zich heen fig.

das Feuer greift um sich

dat is te hoog gegrepen fig.

das ist zu hoch gegriffen

naar de pen grijpen fig.

zur Feder greifen

naar de macht grijpen fig.

nach der Macht greifen

naar de wapens grijpen

zu den Waffen greifen

in·grij·pend <ingrijpende, ingrijpender, ingrijpendst> [ɪŋɣrɛipənt] ADJ.

ingrijpend

tief greifend

ingrijpend

durchgreifend

ingrijpende maatregelen

tief greifende Maßnahmen pl.

be·grij·pend [bəɣrɛipənt] ADJ.

begrijpend

verständnisvoll

begrijpend

verstehend

roe·pen·de <roepende|n> [rupəndə] SUST. m

roepende

Rufer m

een roepende in de woestijn fig.

ein Rufer in der Wüste

grij·per <grijper|s> [ɣrɛipər] SUST. m

1. grijper (deel van een werktuig):

grijper

Greifer m

2. grijper (vingers) pl.:

grijper

Finger pl.

hij zit met zijn kleine grijpers overal aan

er muss alles anfassen

aan·grij·pend <aangrijpende, aangrijpender, aangrijpendst> [aŋɣrɛipənt] ADJ.

aangrijpend

ergreifend

aangrijpend

erschütternd

grijp·vo·gel <grijpvogel|s> [ɣrɛɪpfoɣəl] SUST. m

1. grijpvogel (griffioen):

grijpvogel

Greif m

2. grijpvogel (hebzuchtig persoon):

grijpvogel

Geizhals m pey.

grijpvogel

Geizkragen m pey.

grijpvogel

Knauser m pey. coloq.

grijp·baar [ɣrɛibar] ADJ.

1. grijpbaar (te pakken):

grijpbaar

fassbar

grijpbaar

greifbar

2. grijpbaar (te begrijpen):

grijpbaar

fassbar

grijpbaar

begreifbar

grijn·zen <grijnsde, h. gegrijnsd> [ɣrɛinzə(n)] V. intr.

grijnzen

grinsen

grijs·heid <grijs|heden> [ɣrɛɪshɛɪt] SUST. f

1. grijsheid (het grijs zijn):

grijsheid

Grauheit f

2. grijsheid (hoge ouderdom):

grijsheid

Greisenalter nt

be·grij·pen <begreep, h. begrepen> [bəɣrɛipə(n)] V. trans.

1. begrijpen (met het verstand bevatten):

begrijpen

verstehen

begrijpen

begreifen

elkaar goed begrijpen

sich gut verstehen

2. begrijpen (omvatten):

begrijpen

enthalten

begrijpen

einschließen

begrijpen

beinhalten

de onkosten zijn eronder begrepen

die Unkosten sind dabei inbegriffen

ik heb het daarop niet begrepen (vertrouw het niet)

das ist mir nicht geheuer

ik heb het daarop niet begrepen (ben er niet kapot van)

ich halte nicht viel davon

in·grij·pen <greep in, h. ingegrepen> [ɪŋɣrɛipə(n)] V. intr.

1. ingrijpen (zich bemoeien met):

ingrijpen

eingreifen

bij een ruzie ingrijpen

in einen Streit eingreifen

dat grijpt diep in in het maatschappelijk leven

das greift tief in das gesellschaftliche Leben ein

2. ingrijpen (optreden):

ingrijpen

eingreifen

ingrijpen

durchgreifen

de politie moest ingrijpen

die Polizei musste einschreiten

3. ingrijpen techn. (in elkaar grijpen):

ingrijpen

eingreifen

ingrijpen

greifen in +acus.

grijp <grijp|en> [ɣrɛɪp] SUST. m

1. grijp (het grijpen):

grijp

Greifen nt

de voorbeelden liggen voor de grijp

Beispiele sind in Hülle und Fülle vorhanden

2. grijp (vogel):

grijp

Greif m

3. grijp (vrek):

grijp

Geizhals m pey.

grijp

Geizkragen m pey.

grijp

Knauser m pey. coloq.