Traducciones de „angeschaut“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

on·ge·schikt [ɔŋɣəsxɪkt] ADJ.

1. ongeschikt:

ongeschikt (niet geschikt)

ungeeignet

ongeschikt (onbekwaam)

unfähig

ongeschikt (tijd)

ungelegen

op het meest ongeschikte moment

im unpassendsten Augenblick

voor dat doel is de machine ongeschikt

für diesen Zweck ist die Maschine nicht geeignet

2. ongeschikt (niet prettig in de omgang):

ongeschikt

nicht nett

ongeschikt

≈ unangenehm

hij is niet ongeschikt

er ist ein netter Mensch

ge·schept [ɣəsxɛpt] ADJ.

geschept

(hand)geschöpft

het geschept papier

das Bütten(papier)

ge·schift <geschifte, geschifter, geschiftst> [ɣəsxɪft] ADJ.

1. geschift (getikt):

geschift

verrückt

2. geschift (uiteengevallen):

geschift

geronnen

geschifte melk

geronnene Milch f

ge·schikt¹ <geschikte, geschikter, geschiktst> [ɣəsxɪkt] ADJ.

1. geschikt (aangenaam in de omgang):

geschikt

nett

de nieuwe chef is heel geschikt coloq.

der neue Chef ist ganz in Ordnung

een geschikte man

ein netter Mensch

2. geschikt (met de juiste eigenschappen):

geschikt

geeignet

een geschikte gelegenheid

eine passende Gelegenheit

de meest geschikte middelen

die geeignetsten Mittel pl.

ik vind het geschikt

mir ist es recht

geschikt voor de dienst

diensttauglich

dat boek is niet geschikt voor kinderen

das Buch ist nicht für Kinder geeignet

voor leraar geschikt zijn

als Lehrer geeignet sein

aan·ge·scho·ten [aŋɣəsxotə(n)] ADJ.

aangeschoten

angeheitert

zwan·ger·schap <zwangerschap|pen> [zwɑŋərsxɑp] SUST. f

zwangerschap

Schwangerschaft f

on·ge·schoold [ɔŋɣəsxolt] ADJ.

ongeschoold

ungeschult

ongeschoold

ungelernt

ongeschoold

unausgebildet

ongeschoolde arbeid

ungelernte Arbeit f

ongeschoolde werkkrachten

ungelernte Arbeitskräfte pl.

ongeschoolde werkkrachten

Hilfskräfte pl.

wan·ge·stal·te <wangestalte|n, wangestalte|s> [wɑŋɣəstɑltə] SUST. f

wangestalte

missgestaltete(s) Wesen nt

aan·ge·schre·ven [aŋɣəsxrevə(n)] ADJ.

aangeschreven

angeschrieben

hij staat goed aangeschreven

er ist gut angeschrieben

de aangeschreven cirkel (van een driehoek) wisk.

Ankreis (eines Dreiecks) m

ba·zuin·ge·schal [bazœyŋɣəsxɑl] SUST. nt geen pl.

bazuingeschal

Posaunenschall m

hoorn·ge·schal [horŋɣəsxɑl] SUST. nt geen pl.

hoorngeschal

Hörnerschall m

hoorngeschal

Hörnerklang m

kla·roen·ge·schal [klaruŋɣəsxɑl] SUST. nt geen pl.

klaroengeschal

Trompetenschall m

ge·schaard [ɣəsxart] ADJ.

1. geschaard (bijeen):

geschaard

geschart

2. geschaard (met inkepingen):

geschaard

schartig

ge·scha·pen V.

geschapen volt. deelw. van scheppen¹, scheppen²

Véase también: scheppen , scheppen

schep·pen² <schepte, h. geschept> [sxɛpə(n)] V. trans.

1. scheppen:

scheppen (putten, ergens op, in doen: zand, sneeuw, graan, kolen)

schaufeln

scheppen (putten, ergens op, in doen: adem, papier, water, lucht)

schöpfen

groente op een bord scheppen

Gemüse auf einen Teller schöpfen [o. tun]

2. scheppen (tot zich nemen):

scheppen

schöpfen

3. scheppen (zich verwerven):

scheppen

schöpfen

genoegen/behagen in iets scheppen

Vergnügen/Gefallen an einer Sache finden

moed scheppen

Mut schöpfen

4. scheppen (opnemen en verplaatsen, opvangen):

een voetganger scheppen coloq.

einen Fußgänger umfahren

5. scheppen (papier):

scheppen

schöpfen

geschept papier

geschöpfte(s) Papier nt

geschept papier

Büttenpapier nt

schep·pen¹ <schiep, h. geschapen> [sxɛpə(n)] V. trans.

scheppen (creëren, vormen)

schaffen

scheppen (allgemeen)

hervorbringen

scheppen (allgemeen)

erschaffen form.

God schiep de hemel en de aarde

Gott schuf Himmel und Erde

de scheppende macht

die Schöpferkraft

de mogelijkheid tot iets scheppen

die Möglichkeit zu etw schaffen

scheppende verbeeldingskracht

schöpferische Fantasie f

niet voor het geluk geschapen zijn fig.

nicht für das Glück geschaffen sein

werkgelegenheid scheppen

Arbeitsplätze schaffen

in·ge·schre·ven [ɪŋɣəsxrevə(n)] ADJ.

1. ingeschreven (geregistreerd):

ingeschreven

eingetragen

ingeschreven

eingeschrieben

een ingeschreven merk

ein eingetragenes Warenzeichen

bij de gemeente ingeschreven staan

amtlich gemeldet sein

2. ingeschreven wisk.:

ingeschreven

einbeschrieben

on·ge·schon·den [ɔŋɣəsxɔndə(n)] ADJ.

ongeschonden

unversehrt

ongeschonden

unverletzt

ongeschonden

heil

ongeschonden (onbeschadigd)

unbeschädigt

zijn reputatie bleef ongeschonden

sein guter Ruf wurde blieb unbeschädigt

een ongeluk ongeschonden overleven

einen Unfall heil [o. unverletzt] überstehen

wel·ge·scha·pen [wɛlɣəsxapə(n)] ADJ.

welgeschapen

wohlgestaltet form.

welgeschapen

wohlgeformt

welgeschapen (van pasgeboren kind)

gesund

welgeschapen (van kinderen ook)

wohlgeraten form.

ge·schenk <geschenk|en> [ɣəsxɛŋk] SUST. nt

geschenk

Geschenk nt

een geschenk aan iem geven

jdm ein Geschenk geben

een geschenk van de hemel fig.

ein Geschenk des Himmels

geschenk in geld

Geldgeschenk nt

kleine geschenken onderhouden de vriendschap provb.

kleine Geschenke erhalten die Freundschaft

maan·ge·stal·te <maangestalte|n> [maŋɣəstɑltə] SUST. f

maangestalte

Mondphase f