neerlandés » alemán

Traducciones de „Stichel“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

Mostrar un resumen de todos los resultados

sticht: sustantivo
ri·chel: sustantivo
stic·ker: sustantivo
schel: sustantivo
stick: sustantivo
sticks: sustantivo
stic·kie: sustantivo
bo·chel: sustantivo
ka·chel: sustantivo
ro·chel: sustantivo
stijl: sustantivo
stier: sustantivo
stiet: verbo
stil·te: sustantivo
stie·kem: adjetivo y adverbio
stij·ven: verbo
stil·len: verbo
stip·pen: verbo
stie·ten: verbo
stik·ken: verbo

Los resultados a continuación se escriben de forma parecida: schel , sticker , richel , sticht , stijgen , stikken , stieten , stippen , stillen , stijven , stiekem , stilte , stiet , stier , stijl , rochel , kachel , bochel , stickie , sticks y/e stick

sticht <sticht|en> [stɪxt] SUST. nt

1. sticht (klooster):

Stift nt

2. sticht (bisdom):

Bistum nt

ri·chel <richel|s> [rɪxəl] SUST. f

1. richel:

richel (bovenste rand van een voorwerp)

Leiste f

richel (bij muur)

Gesims nt

2. richel (platte lat):

dat is tuig van de richel

das ist ein lichtscheues Gesindel pey.

stic·ker <sticker|s> [stɪkɛr] SUST. m

Sticker m

schel¹ <schel|len> [sxɛl] SUST. f

1. schel (klokje):

Schelle f

2. schel (deurbel):

Klingel f

3. schel (keer dat gebeld wordt):

Schellen nt

de schellen vallen hem van de ogen fig.

es fällt ihm wie Schuppen von den Augen

stick <stick|s> [stɪk] SUST. m

Hockeyschläger m

sticks [stɪks] SUST. pl. DEP.

stic·kie <stickie|s> [stɪki] SUST. nt

Joint m

bo·chel <bochel|s> [bɔxəl] SUST. m

1. bochel (kromme, hoge rug):

Buckel m

Höcker m coloq.

2. bochel (persoon):

Bucklige(r) f(m)

3. bochel (kromming in een oppervlak):

Höcker m

ka·chel <kachel|s> [kɑxəl] SUST. f

Ofen m

ro·chel <rochel|s> [rɔxəl] SUST. m

Röcheln nt

stijl <stijl|en> [stɛil] SUST. m

1. stijl (paal):

Pfosten m

de stijl van de deur

der Türpfosten

2. stijl (spijl):

3. stijl (schrijfwijze; vormgeving; handelwijze):

Stil m

dat is geen stijl!

das ist doch keine Art!

een heldere stijl

ein klarer Stil

de stijl van Rembrandt

Rembrandts Stil

de romaanse stijl

der romanische Stil

stier <stier|en> [stir] SUST. m

Stier m

stier (rund)

Bulle m

stiet V.

stiet 3. pers. sing. imperf. van stoten¹, stoten²

Véase también: stoten , stoten , stoten

sto·ten³ <stootte/stiet zich, h. zich gestoten> [stotə(n)] V. wk ww zich stoten

1. stoten (botsen):

zich aan de tafel stoten

sich am Tisch stoßen

2. stoten (zich ergeren):

zich aan iems gedrag stoten

sich an jds Benehmen stoßen

sto·ten² <stootte/stiet, h. gestoten> [stotə(n)] V. trans.

1. stoten (duwen):

2. stoten (door botsen bezeren):

iem voor het hoofd stoten fig.

jdn vor den Kopf stoßen

3. stoten (stampen):

sto·ten¹ <stootte/stiet, h./i. gestoten> [stotə(n)] V. intr.

1. stoten (horten: wagens e.d.):

op die weg stoot het erg

auf dieser Straße wird man durchgerüttelt

2. stoten (aanstoot geven):

anstößig sein

die uitdrukkingen stoten

diese Ausdrücke sind anstößig

die uitdrukkingen stoten

diese Ausdrücke erregen Anstoß

3. stoten (botsen):

op de vijand stoten

auf den Feind stoßen

op/tegen iets stoten

an/gegen etw acus. stoßen

stil·te <stilte|s> [stɪltə] SUST. f

1. stilte (geluidloosheid):

Stille f

een doodse stilte

eine Totenstille

een minuut stilte in acht nemen

eine Schweigeminute einlegen

de stilte verbreken

das Schweigen brechen

Ruhe!

2. stilte:

stilte (bewegingloosheid: water)

Glätte f

stilte (bewegingloosheid: roerloosheid)

Regungslosigkeit f

stilte (bewegingloosheid: roerloosheid)

3. stilte (zonder wind):

Stille f

Ruhe f

4. stilte (heimelijkheid):

Stille f

hij is in alle stilte begraven

er ist in aller Stille beerdigt worden

stie·kem [stikəm] ADJ.

1. stiekem (geniepig):

een stiekeme jongen

ein hinterhältiger Junge

een stiekem plannetje

ein tückischer Plan

2. stiekem (heimelijk):

stiekem coloq.

een stiekeme voldoening

eine heimliche Genugtuung

stiekem weggaan

sich wegstehlen

stiekem weggaan

sich heimlich davonmachen

stij·ven¹ <steef, h. gesteven> [stɛivə(n)] V. trans. (met stijfsel bewerken)

linnengoed stijven

Wäsche stärken

stil·len <stilde, h. gestild> [stɪlə(n)] V. trans.

1. stillen:

stillen (doen ophouden)

stillen (dorst vooral)

zijn honger stillen

seinen Hunger stillen

2. stillen (tot kalmte brengen):

stip·pen <stipte, h. gestipt> [stɪpə(n)] V. trans.

1. stippen (met stippen aanduiden):

mit Punkten markieren [o. einzeichnen]

2. stippen (even indopen):

stie·ten V.

stieten 3. pers. pl. imperf. van stoten¹, stoten²

Véase también: stoten , stoten , stoten

sto·ten³ <stootte/stiet zich, h. zich gestoten> [stotə(n)] V. wk ww zich stoten

1. stoten (botsen):

zich aan de tafel stoten

sich am Tisch stoßen

2. stoten (zich ergeren):

zich aan iems gedrag stoten

sich an jds Benehmen stoßen

sto·ten² <stootte/stiet, h. gestoten> [stotə(n)] V. trans.

1. stoten (duwen):

2. stoten (door botsen bezeren):

iem voor het hoofd stoten fig.

jdn vor den Kopf stoßen

3. stoten (stampen):

sto·ten¹ <stootte/stiet, h./i. gestoten> [stotə(n)] V. intr.

1. stoten (horten: wagens e.d.):

op die weg stoot het erg

auf dieser Straße wird man durchgerüttelt

2. stoten (aanstoot geven):

anstößig sein

die uitdrukkingen stoten

diese Ausdrücke sind anstößig

die uitdrukkingen stoten

diese Ausdrücke erregen Anstoß

3. stoten (botsen):

op de vijand stoten

auf den Feind stoßen

op/tegen iets stoten

an/gegen etw acus. stoßen

stik·ken³ <stikte, h. gestikt> [stɪkə(n)] V. v. impers. ww (overvloedig aanwezig zijn)

het stikt hier van de muggen

es wimmelt hier von Mücken

Consultar el diccionario

neerlandés

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski