Traducciones de „freipressen“ en el diccionario alemán » neerlandés

ˈfrei·spre·chen V. trans. irreg.

1. freisprechen:

jdn von einem gewissen Eigensinn nicht freisprechen können fig.

iem van een zekere eigenzinnigheid niet kunnen vrijpleiten

2. freisprechen DER.:

freisprechen

vrijspreken

freisprechen

niet schuldig verklaren

3. freisprechen (Handwerk):

freisprechen

het diploma [o. getuigschrift] van gezel [o. vakman] uitreiken aan

ˈfrei·las·sen V. trans. irreg.

freilassen

vrijlaten

freilassen

loslaten

jdn gegen eine Kaution freilassen

iem tegen een borgsom vrijlaten

er·ˈpres·sen [-ˈprɛsn̩] V. trans.

1. erpressen (nötigen):

erpressen

afpersen

erpressen

chanteren

2. erpressen (abpressen):

erpressen

afpersen

erpressen

afdwingen

ˈaus·pres·sen V. trans.

1. auspressen (herauspressen):

auspressen

(uit)persen

2. auspressen fig. (brutal ausfragen):

auspressen

uitvragen

jdn auspressen wie eine Zitrone (ausbeuten)

iem uitknijpen als een citroen

ge·ˈfres·sen [gəˈfrɛsn̩] V.

gefressen part. pas. von fressen¹, fressen², fressen³

Véase también: fressen , fressen , fressen

ˈfres·sen³ [ˈfrɛsn̩] V. v. refl. irreg. (langsam zerstören)

fressen

invreten

fressen

dringen

die Motten fressen sich in den Pullover

de motten vreten gaten in de pullover

ˈfres·sen² <frisst, fraß gefressen> [ˈfrɛsn̩] V. trans.

1. fressen vulg. pey.:

fressen (von Tieren)

(op)vreten ook fig.

fressen (bei Menschen)

(op)eten

etw gefressen haben coloq.

iets begrepen hebben

etw/jdn gefressen haben coloq.

iets/iem niet kunnen uitstaan

seinen Ärger in sich fressen

zijn ergernis opkroppen

(keine Angst,) ich will dich nicht fressen! coloq. hum.

(wees maar niet bang,) ik zal je niet opeten [o. geen kwaad doen] !

zum Fressen aussehen [o. (süß) sein] fig.

om in te bijten zijn

zum Fressen aussehen [o. (süß) sein] fig.

er beeldig uitzien

2. fressen fig. (verbrauchen):

fressen

(vr)eten

fressen

verbruiken

Kilometer fressen pey.

kilometers vreten [o. verslinden]

der Neid frisst ihn (auf)

hij wordt door nijd verteerd

ˈfres·sen¹ <frisst, fraß gefressen> [ˈfrɛsn̩] V. intr.

1. fressen pey. (bei Menschen):

fressen

vreten

fressen

(gulzig) eten

den Kühen zu fressen geben

de koeien te eten geven

2. fressen fig.:

fressen

vreten

fressen

aanvreten

fressen

invreten

Säure frisst

zuur vreet [o. bijt] in

das Feuer fraß weiter um sich

het vuur greep verder om zich heen

ver·ˈfres·sen¹ ADJ. coloq. pey.

verfressen

vraatzuchtig

verfressen

gulzig

zer·ˈfres·sen V. trans. irreg.

zerfressen (korrodieren)

wegvreten

zerfressen (korrodieren)

aanvreten

zerfressen (durch Fraß zerstören)

opvreten

zerfressen fig. (schaden)

aantasten

zerfressen fig.

verteren

die Sorgen zerfressen ihm das Herz fig.

hij wordt door zorgen verteerd

ˈfest·fres·sen V. v. refl. irreg.

1. festfressen:

festfressen

vastlopen

2. festfressen:

festfressen

zich vastbijten fig.

festfressen

niet (meer) loslaten

eine Idee fraß sich in ihm fest

een idee liet hem niet meer los

ˈfres·sen¹ <frisst, fraß gefressen> [ˈfrɛsn̩] V. intr.

1. fressen pey. (bei Menschen):

fressen

vreten

fressen

(gulzig) eten

den Kühen zu fressen geben

de koeien te eten geven

2. fressen fig.:

fressen

vreten

fressen

aanvreten

fressen

invreten

Säure frisst

zuur vreet [o. bijt] in

das Feuer fraß weiter um sich

het vuur greep verder om zich heen

Ejemplos monolingües (no verificados por la redacción de PONS)

alemán

Damit wollte man gefangene Kameraden freipressen.

de.wikipedia.org

Die Verbrecher geben nun vor, Terroristen zu sein und Gesinnungsgenossen freipressen zu wollen, um sich für ihren eigentlichen Plan, die Tafelpapiere aus dem Tresor zu stehlen, mehr Zeit zu verschaffen.

de.wikipedia.org

Bauern, Indios und Landarbeiter können ihn aber freipressen.

de.wikipedia.org

Am Ende der Geiselnahme wurden drei Palästinenser inhaftiert, die nun durch die Entführer des Passagier-Flugzeugs freigepresst werden sollten.

de.wikipedia.org

Sie wollten palästinensische Terroristen aus Gefängnissen freipressen.

de.wikipedia.org