neerlandés » alemán

Traducciones de „uitlopers“ en el diccionario neerlandés » alemán (Ir a alemán » neerlandés)

Mostrar un resumen de todos los resultados

uit·lo·per: sustantivo
uit·lo·pen: verbo
uit·lo·ten: verbo
uit·lo·ven: verbo

Los resultados a continuación se escriben de forma parecida: uitloper , uitlopen , uitloven y/e uitloten

uit·lo·per <uitloper|s> [œytlopər] SUST. m

1. uitloper (tak van een bergketen):

2. uitloper plantk.:

uit·lo·pen¹ <liep uit, h./i. uitgelopen> [œytlopə(n)] V. intr.

1. uitlopen:

uitlopen (lopend uitgaan: iets verlaten)

uitlopen (lopend uitgaan: hard lopen)

de hal/de straat uitlopen

aus der Halle gehen/die Straße hinuntergehen/heruntergehen

bij iem in- en uitlopen

bei jdm ein- und ausgehen

voor iem uitlopen

vor jdm hergehen

2. uitlopen:

uitlopen (geleidelijk snelheid verliezen)

uitlopen (voer-, vliegtuig e.d.)

3. uitlopen:

uitlopen (uitbotten)

uitlopen (kiemen)

4. uitlopen:

uitlopen (uitkomen op)

uitlopen (straat, weg)

het salaris kan uitlopen tot € 3500,-

die Gehaltsobergrenze liegt bei 3500,- €

5. uitlopen (leiden tot):

hinauslaufen auf +acus.

führen zu +dat.

dat loopt op niets uit

das führt zu nichts

die ruzie liep uit op een gevecht

der Streit endete mit Tätlichkeiten

6. uitlopen:

de thuisclub liep uit naar 6-0 (sport en spel; een voorsprong nemen)

die Platzherren bauten den Vorsprung auf 6:0 aus

de kopgroep loopt steeds verder uit op het peloton

die Spitzengruppe entfernt sich immer mehr vom Hauptfeld

7. uitlopen (meer tijd in beslag nemen):

sich in die Länge ziehen

8. uitlopen (door wrijving uitslijten):

ausleiern coloq.

9. uitlopen:

uitlopen (uitvloeien: verf, vloeistof)

uitlopen (uitvloeien: schmink)

het hele dorp is uitgelopen

das ganze Dorf ist auf den Beinen

de haven uitlopen

aus dem Hafen auslaufen

een lijn uit laten lopen

ein Seil abrollen lassen

puntig uitlopende messen

spitz zulaufende Messer pl.

uit·lo·ten <lootte uit, h. uitgeloot> [œytlotə(n)] V. trans.

1. uitloten (door loten uitsluiten):

durch Losentscheid ausschließen

2. uitloten (door loting trekken):

uit·lo·ven <loofde uit, h. uitgeloofd> [œytlovə(n)] V. trans. (beloning, prijs)

Consultar el diccionario

neerlandés

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski