neerlandés » alemán
Los resultados a continuación se escriben de forma parecida: passend , passeren , aanwenden , passen , nazenden , afzenden , afwenden , passiespel , passerdoos , verzenden , uitzenden , toezenden , wegzenden , toewenden , schenden , omwenden , inzenden , passagier y/e passabel

pas·se·ren1 <passeerde, h. gepasseerd> [pɑserə(n)] V. trans.

pas·send <passende, passender, passendst> [pɑsənt] ADJ.

af·wen·den <wendde af, h. afgewend> [ɑfwɛndə(n)] V. trans.

af·zen·den <zond af, h. afgezonden> [ɑfsɛndə(n)] V. trans.

na·zen·den <zond na, h. nagezonden> [nazɛndə(n)] V. trans.

pas·sen1 <paste, h. gepast> [pɑsə(n)] V. intr.

aan·wen·den <wendde aan, h. aangewend> [anwɛndə(n)] V. trans.

pas·ser·doos <passer|dozen> [pɑsərdos] SUST. f

pas·sie·spel <passiespel|en> [pɑsispɛl] SUST. nt

pas·sa·bel [pɑsabəl] ADJ.

pas·sa·gier [pɑsaʒir]

in·zen·den <zond in, h. ingezonden> [ɪnzɛndə(n)] V. trans.

1. inzenden (binnen een ruimte zenden):

inzenden
senden
inzenden
schicken
iem de wereld inzenden
jdn in die Welt (hinaus)schicken

om·wen·den <wendde om, h. omgewend> [ɔmwɛndə(n)] V. trans.

schen·den <schond, h. geschonden> [sxɛndə(n)] V. trans.

2. schenden (onteren):

schenden
schänden form.
schenden
entehren form.

toe·wen·den <wendde toe, h. toegewend> [tuwɛndə(n)] V. trans.

weg·zen·den <zond weg, h. weggezonden> [wɛxsɛndə(n)] V. trans.

2. wegzenden (wegsturen, afwijzen):

wegzenden
wegschicken
wegzenden
fortschicken

3. wegzenden (ontslaan):

wegzenden
entlassen
wegzenden
kündigen

toe·zen·den <zond toe, h. toegezonden> [tuzɛndə(n)] V. trans.

uit·zen·den <zond uit, h. uitgezonden> [œytsɛndə(n)] V. trans.

ver·zen·den <verzond, h. verzonden> [vərzɛndə(n)] V. trans.

Consultar el diccionario

neerlandés

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski
Consultar los diccionarios
Los más populares