neerlandés » alemán
Los resultados a continuación se escriben de forma parecida: gehorig , reiziger , zestiger , gehoeven , gehouden y/e geholpen

ge·ho·rig <gehorige, gehoriger, gehorigst> [ɣəhorəx] ADJ.

ge·hou·den2 V.

gehouden volt. deelw. van houden¹, houden², houden³

Véase también: houden , houden , houden

hou·den3 <hield, h. gehouden> [hɑudə(n)] V. trans.

hou·den2 <hield zich, h. zich gehouden> [hɑudə(n)] V. wk ww zich houden

1. houden (niet afwijken van) + aan:

sich halten an +acus.

2. houden (blijven):

halt die Ohren steif! coloq.

3. houden (schijn aannemen):

hou·den1 <hield, h. gehouden> [hɑudə(n)] V. intr.

2. houden (niet loslaten; het niet begeven):

ge·hoe·ven V.

gehoeven volt. deelw. van hoeven¹, hoeven²

Véase también: hoeven , hoeven

hoe·ven2 <hoefde, h. gehoeven> [huvə(n)] V. v. impers. ww (nodig zijn)

hoe·ven1 <hoefde, h. gehoeven> [huvə(n)] V. trans. (moeten)

zes·ti·ger <zestiger|s> [sɛstəɣər] SUST. m

rei·zi·ger <reiziger|s> [rɛizəɣər] SUST. m


Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski