Traducciones de „verrijkt“ en el diccionario alemán » neerlandés

(Ir a neerlandés » alemán)

ver·ˈrückt [fɛɐ̯ˈrʏkt] ADJ.

1. verrückt coloq. (geisteskrank):

verrückt

gek

verrückt

krankzinnig

verrückt

niet goed wijs

meine Uhr spielt verrückt coloq.

mijn horloge is van de wijs

der Chef spielt heute mal wieder verrückt coloq.

de baas heeft het vandaag weer op zijn heupen

2. verrückt (versessen):

verrückt

gek

verrückt

mal

verrückt

abnormaal

verrückt auf etw sein coloq.

dol op [o. gek van] iets zijn

3. verrückt coloq.:

verrückt (ausgefallen)

buitengewoon

verrückt (in starkem Maße)

enorm

ver·ˈrucht [fɛɐ̯ˈruːxt] ADJ.

1. verrucht (anstößig):

verrucht

laag(hartig)

verrucht

snood

2. verrucht (lasterhaft):

verrucht

zondig

verrucht

goddeloos

ver·ˈrich·ten V. trans.

verrichten

verrichten

verrichten

doen

verrichten

uitvoeren

ver·ˈraucht [fɛɐ̯ˈr͜auxt] ADJ.

verraucht

vol rook

verraucht

rokerig

ver·ˈre·cken V. intr.

1. verrecken:

verrecken (krepieren)

verrekken

verrecken (von Tieren)

creperen

2. verrecken vulg. (kaputtgehen):

das tu ich ums Verrecken nicht!

dat doe ik om de dooie dood niet!

ver·ˈrei·ben V. trans. irreg.

verreiben

uitsmeren

verreiben

uitwrijven

ver·ˈrei·sen V. intr.

verreisen

op reis gaan

ver·ˈrei·ßen V. trans. irreg.

1. verreißen coloq.:

verreißen

afkraken

verreißen

afkammen

2. verreißen coloq.:

verreißen

plotseling omgooien [o. wenden]

das Steuer verreißen

het stuur omgooien

ver·ˈren·ken [fɛɐ̯ˈrɛŋkn̩] V. trans.

1. verrenken:

verrenken

verzwikken

verrenken

verstuiken

verrenken

verrekken

ich habe mir den Fuß verrenkt

ik heb mijn voet verzwikt

sich dat. den Hals verrenken

de hals uitrekken

2. verrenken:

verrenken

in allerlei vreemde bochten draaien

ver·ˈrü·cken V. trans.

verrücken

verplaatsen

verrücken

verschuiven

verrücken

verzetten

die Grenzen verrücken fig.

de grenzen verleggen

ver·ˈrie·geln V. trans.

verriegeln

vergrendelen

verriegeln

afgrendelen

ver·ˈrin·gern² [fɛɐ̯ˈrɪŋɐn] V. v. refl.

verringern

minder [o. lager] [o. kleiner] worden

verringern

verminderen

die Kosten haben sich verringert

de kosten zijn gedaald

ver·ˈra·ten¹ V. trans. irreg.

1. verraten (ausplaudern):

verraten

verraden

verraten

verklappen

sich verraten und verkauft fühlen

zich volledig in de steek gelaten voelen

2. verraten (Verrat üben):

verraten

verraden

verraten

in de steek laten

3. verraten (preisgeben):

verraten

verraden

verraten

tonen

ver·ˈro·hen¹ [fɛɐ̯ˈroːən] V. intr.

verrohen

verruwen

verrohen

ruw(er) worden

ver·ˈru·fen ADJ.

verrufen

berucht

verrufen

slecht bekendstaand