Traducciones de „katern“ en el diccionario alemán » neerlandés

(Ir a neerlandés » alemán)

ˈKat·ze <Katze, Katzen> [ˈka͜tsə] SUST. f

1. Katze:

Katze

kat

Katze

poes

das hat die Katze gefressen coloq.

dat is spoorloos verdwenen

da beißt sich die Katze in den Schwanz

dat is een vicieuze cirkel

(um etw) herumgehen wie die Katze um den heißen Brei coloq.

eromheen draaien als de kat om de hete brij

(um etw) herumschleichen wie die Katze um den heißen Brei coloq.

eromheen draaien als de kat om de hete brij

2. Katze coloq. (kratzbürstige Frau):

Katze

kat

Katze

kattig [o. snibbig] vrouwmens nt

3. Katze coloq. (anschmiegsames Mädchen):

Katze

(stoei)poes

Katze

(aanhalig) meisje nt

4. Katze BIOL.:

Katze

kat(achtige)

die Katze lässt das Mausen nicht provb.

≈ een vos verliest wel zijn haren, maar niet zijn streken

wenn die Katze aus dem Haus(e) ist, tanzen die Mäuse (auf dem Tisch) provb.

als de kat van huis [o. honk] is, dansen de muizen op tafel [o. in het schotelhuis]

ˈKa·ter <Katers, Kater> [ˈkaːtɐ] SUST. m

1. Kater LIT.:

Kater

kater

der Gestiefelte Kater

de Gelaarsde Kat

verliebt wie ein Kater sein coloq. fig.

tot over zijn oren verliefd zijn

2. Kater coloq. (Unwohlsein nach Alkoholgenuß) kein pl.:

Kater

kater

Kater

katterig gevoel nt