neerlandés » alemán

Traducciones de „Leckstelle“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

Mostrar un resumen de todos los resultados

ge·lijk·stel·len: verbo
te·werk·stel·len: verbo
be·stel·len: verbo
be·stel·ler: sustantivo
her·stel·len: verbo
her·stel·ler: sustantivo
ver·stel·len: verbo
bloot·stel·len: verbo
af·be·stel·len: verbo
na·be·stel·len: verbo
open·stel·len: verbo
af·stel·len: verbo
in·stel·len: verbo
op·stel·len: verbo
aan·stel·len: verbo
bij·stel·len: verbo
ont·stel·len: verbo
uit·stel·len: verbo
on·der·stel·len: verbo

Los resultados a continuación se escriben de forma parecida: tewerkstellen , gelijkstellen , verstellen , hersteller , herstellen , besteller , bestellen , blootstellen , openstellen , nabestellen , afbestellen , onderstellen , uitstellen , ontstellen , bijstellen , aanstellen , opstellen , instellen y/e afstellen

ge·lijk·stel·len <stelde gelijk, h. gelijkgesteld> [ɣəlɛikstɛlə(n)] V. trans.

gelijkstellen

gelijkstellen

iem met een ander gelijkstellen

jdn (mit) einem anderen gleichstellen

te·werk·stel·len <stelde tewerk, h. tewerkgesteld> [təwɛrkstɛlə(n)] V. trans.

tewerkstellen (werk geven)

tewerkstellen (een functie opdragen)

be·stel·len <bestelde, h. besteld> [bəstɛlə(n)] V. trans.

1. bestellen (laten komen):

2. bestellen:

bestellen (aan huis bezorgen)

bestellen (vooral van post)

bestellen (per voertuig)

brieven bestellen

Briefe austragen [o. zustellen]

3. bestellen (reserveren):

be·stel·ler <besteller|s> [bəstɛlər] SUST. m

1. besteller (bezorger):

Bote m

de besteller van Van Gend en Loos

der Fahrer von Van Gend en Loos

2. besteller (iem die goederen laat komen):

her·stel·len¹ <herstelde, i. hersteld> [hɛrstɛlə(n)] V. intr. (weer gezond worden)

ze is weer geheel van haar ziekte hersteld

sie hat sich wieder völlig von ihrer Krankheit erholt

her·stel·ler <hersteller|s> [hɛrstɛlər] SUST. m

1. hersteller (toestand):

Wiederhersteller m

de hersteller van de vrijheid

2. hersteller (reparateur):

Monteur m

Reparaturhandwerker m

ver·stel·len <verstelde, h. versteld> [vərstɛlə(n)] V. trans.

1. verstellen (stand veranderen):

schroeven verstellen

Schrauben verstellen

2. verstellen (repareren):

bloot·stel·len <stelde bloot, h. blootgesteld> [blotstɛlə(n)] V. trans.

blootstellen

(sich) aussetzen

blootstellen (in sterkere mate)

(sich) preisgeben

aan de kou blootgesteld zijn

der Kälte ausgesetzt sein

zich aan een berisping blootstellen

eine Rüge riskieren

zich aan een berisping blootstellen

einen Tadel riskieren

af·be·stel·len <bestelde af, h. afbesteld> [ɑvbəstɛlə(n)] V. trans.

afbestellen

afbestellen (personen)

absagen +dat.

na·be·stel·len <bestelde na, h. nabesteld> [nabəstɛlə(n)] V. trans.

nabestellen

open·stel·len <stelde open, h. opengesteld> [opə(n)stɛlə(n)] V. trans.

openstellen (ter beschikking stellen)

openstellen (openen)

de inschrijving op een lening openstellen

eine Anleihe zur Zeichnung auflegen

zijn hart voor iem openstellen

jdm sein Herz öffnen

een straat voor het verkeer openstellen

eine Straße für den Verkehr freigeben

af·stel·len <stelde af, h. afgesteld> [ɑfstɛlə(n)] V. trans.

nauwkeurig afstellen

fein [o. präzise] einstellen

in·stel·len <stelde in, h. ingesteld> [ɪnstɛlə(n)] V. trans.

1. instellen:

instellen (oprichten)

instellen (prijs)

instellen (regeling, wet e.d.)

instellen (regeling, wet e.d.)

instellen (kloosterorde)

instellen (commissie e.d. vooral)

2. instellen (beginnen):

een onderzoek instellen

eine Untersuchung durchführen

een gerechtelijk onderzoek tegen iem instellen

gegen jdn Ermittlungen einleiten

3. instellen ((voor gebruik) geschikt maken):

progressief ingesteld zijn

fortschrittlich eingestellt sein

zich instellen op fig.

sich einstellen auf +acus.

op·stel·len¹ <stelde op, h. opgesteld> [ɔpstɛlə(n)] V. trans.

1. opstellen (een plaats geven):

een leger opstellen

ein Heer aufstellen

2. opstellen (ontwerpen):

een plan opstellen

einen Plan erstellen

een testament opstellen

ein Testament abfassen

een theorie opstellen

eine Theorie aufstellen

aan·stel·len¹ <stelde aan, h. aangesteld> [anstɛlə(n)] V. trans. (in dienst stellen, nemen)

iem tot burgemeester aanstellen

jdn zum Bürgermeister einsetzen

bij·stel·len <stelde bij, h. bijgesteld> [bɛistɛlə(n)] V. trans.

1. bijstellen techn.:

2. bijstellen (wet, plan):

ont·stel·len¹ <ontstelde, h. ontsteld> [ɔntstɛlə(n)] V. trans. (doen schrikken)

deze gedachte ontstelde hem

dieser Gedanke brachte ihn aus der Fassung

uit·stel·len <stelde uit, h. uitgesteld> [œytstɛlə(n)] V. trans.

uitstellen (plan, project)

een afspraak (een week) uitstellen

eine Verabredung (um eine Woche) verschieben

de opening wordt een dag uitgesteld

die Eröffnung verschiebt sich um einen Tag

voor onbepaalde tijd/tot nadere datum uitstellen

auf unbestimmte Zeit/bis auf weiteres verschieben

on·der·stel·len <onderstelde, h. ondersteld> [ɔndərstɛlə(n)] V. trans.

1. onderstellen (als hypothese, uitgangspunt aannemen):

onderstellen

onderstellen

2. onderstellen (noodzakelijk aanwezig achten):

onderstellen

Consultar el diccionario

neerlandés

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski