neerlandés » alemán

ver·tra·gen2 <vertraagde, i. vertraagd> [vərtraɣə(n)] V. intr. (trager worden)

re·por·ta·ge <reportage|s> [repɔrtaʒə] SUST. f

be·dra·gen <bedroeg, h. bedragen> [bədraɣə(n)] V. intr.

ge·dra·gen <gedroeg zich, h. zich gedragen> [ɣədraɣə(n)] V. wk ww zich gedragen

ver·da·gen <verdaagde, h. verdaagd> [vərdaɣə(n)] V. trans.

ver·ja·gen <verjaagde/verjoeg, h. verjaagd> [vərjaɣə(n)] V. trans.

ver·la·gen <verlaagde, h. verlaagd> [vərlaɣə(n)] V. trans.

2. verlagen (zedelijk laag doen staan):

cour·ta·ge <courtage|s> [kurtaʒə] SUST. f

af·dra·gen <droeg af, h. afgedragen> [ɑvdraɣə(n)] V. trans.

1. afdragen (naar beneden brengen):

2. afdragen (door dragen afslijten):

af·vra·gen <vroeg zich af, h. zich afgevraagd> [ɑfraɣə(n)] V. wk ww

afvragen zich afvragen:

be·kla·gen1 <beklaagde, h. beklaagd> [bəklaɣə(n)] V. trans.

1. beklagen (medelijden uiten):

ge·sla·gen1 [ɣəslaɣə(n)] ADJ.

in·dra·gen <droeg in, h. ingedragen> [ɪndraɣə(n)] V. trans.

les·wa·gen <leswagen|s> [lɛswaɣə(n)] SUST. m

lui·wa·gen <luiwagen|s> [lœywaɣə(n)] SUST. m

mis·ha·gen <mishaagde, h. mishaagd> [mɪshaɣə(n)] V. intr.

na·dra·gen <droeg na, h. nagedragen> [nadraɣə(n)] V. trans.

na·vra·gen <vraagde na/vroeg na, h. nagevraagd> [navraɣə(n)] V. trans.

op·dra·gen <droeg op, h. opgedragen> [ɔbdraɣə(n)] V. trans.

1. opdragen (naar boven dragen):

5. opdragen (aanbieden als eerbewijs):

6. opdragen (dragen tot het versleten is):

op·vra·gen <vroeg op/vraagde op, h. opgevraagd> [ɔpfraɣə(n)] V. trans.


Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski