Traducciones de „telde“ en el diccionario alemán » neerlandés

(Ir a neerlandés » alemán)

ˈmel·den² [ˈmɛldn̩] V. v. refl.

1. melden (von sich hören lassen):

melden

zich melden

melden

van zich laten horen

das Baby meldet sich

de baby laat zich horen [o. meldt zich]

es meldet sich niemand (am Telefon)

de telefoon wordt niet opgenomen

sich zur Stelle melden

zich present melden

2. melden (sich zur Verfügung stellen):

melden

zich aanmelden

sich zu etw melden

zich voor iets aanmelden

3. melden (sich ankündigen):

melden

zich aankondigen

melden

bemerkbaar

melden

zichtbaar worden

das Alter meldet sich

de jaren beginnen te tellen

die Krankheit meldet sich wieder

de ziekte steekt weer de kop op [o. vertoont zich weer]

ˈMul·de <Mulde, Mulden> [ˈmʊldə] SUST. f

Mulde (Bodenvertiefung)

(duin)pan

Mulde regio. (großer Trog)

kom

Mulde regio. (großer Trog)

dal nt

ˈBäl·de <Bälde> [ˈbɛldə] SUST. f kein pl.

in Bälde elev.

spoedig

in Bälde elev.

binnenkort

ˈDol·de <Dolde, Dolden> [ˈdɔldə] SUST. f BOT.

Dolde

(bloem)scherm

ˈGil·de <Gilde, Gilden> [ˈgɪldə] SUST. f

Gilde

gilde nt

Gilde

gild

ˈHal·de <Halde, Halden> [ˈhaldə] SUST. f

1. Halde al. s. (Hang):

Halde

helling

Halde

glooiing

2. Halde (Müllhalde):

Halde

heuvel

Halde

berg

3. Halde MIN.:

Halde

steenberg

Halde

stortberg

4. Halde MIN. (Kohlehalde):

Halde

kolenvoorraad

5. Halde fig. (unverkaufte Ware):

Halde

voorraad

mehr als 100.000 Autos stehen auf Halde

er is een voorraad van meer dan 100.000 onverkochte auto's

mild

mild

mild

mild (nachsichtig)

goedaardig

mild (nachsichtig)

milddadig

mild (nachsichtig)

zacht

mild(e) gesagt [o. gesprochen ]

zacht [o. op zijn zachtst] uitgedrukt

ein milder Herrscher

een humaan heerser

ein milder Regen

een malse [o. milde] regen

milder urteilen

minder streng oordelen

ˈMil·de <Milde> [ˈmɪldə] SUST. f kein pl.

Milde GASTR., METEO.

mildheid

Milde (Nachsichtigkeit)

goedaardigheid

Milde (Nachsichtigkeit)

zachtheid

Milde (Nachsichtigkeit)

milddadigheid

Milde walten lassen

clementie betrachten

ˈTil·de <Tilde, Tilden> [ˈtɪldə] SUST. f

Tilde LING., EDIT.

tilde

te·le·ˈgen [teleˈgeːn] ADJ.

telegen

telegeniek

Ge·ˈbil·de <Gebildes, Gebilde> [gəˈbɪldə] SUST. nt

1. Gebilde (komplexes Ganzes):

Gebilde

geheel nt

Gebilde

complex nt

Gebilde

constructie

2. Gebilde (geschaffenes Werk, PÖrodukt):

Gebilde

maaksel nt

Gebilde

schepping

Gebilde

product nt

3. Gebilde (Muster):

Gebilde

formatie

Gebilde

compositie

Ge·ˈfil·de <Gefildes, Gefilde> [gəˈfɪldə] SUST. nt meist pl.

1. Gefilde elev.:

Gefilde

veld nt

die Gefilde der Seligen

de Elysese velden

2. Gefilde elev.:

Gefilde

(land)streek

Gefilde

landouw

3. Gefilde elev. fig.:

Gefilde

domein nt

Gefilde

terrein nt

Ge·ˈmäl·de <Gemäldes, Gemälde> [gəˈmɛːldə] SUST. nt

1. Gemälde (Malerei):

Gemälde

schilderij nt

Gemälde

schilderstuk nt

2. Gemälde (Beschreibung):

Gemälde fig. a.

beschrijving

Gemälde fig. a.

beeld nt

ˈTel·ler <Tellers, Teller> [ˈtɛlɐ] SUST. m

1. Teller (Geschirrteil):

Teller

bord nt

ein bunter Teller coloq.

een gevarieerde schotel

2. Teller (Skala, Scheibe):

Teller

schaal

Teller

schijf

3. Teller (Handfläche):

Teller

(hand)palm

4. Teller (am Skistock):

Teller

sneeuwkrans

5. Teller coloq. (vom Plattenspieler):

Teller

draaitafel

ˈTen·der <Tenders, Tender> [ˈtɛndɐ] SUST. m NÁUT.

Tender

tender

ˈtes·ten [ˈtɛstn̩] V. trans.

testen

testen

testen

toetsen

ˈtex·ten [ˈtɛkstn̩] V. intr.

texten

reclameteksten schrijven