Traducciones de „vanop“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

van·af [vɑnɑf] PREP.

vanaf

ab +dat.

vanaf

von … an

vanaf heden

ab heute

vanaf hier moeten we klimmen

ab hier müssen wir klettern

vanaf 1 januari

vom 1. Januar an

van¹ [vɑn] ADV.

daar komt niets van!

daraus wird nichts!

wat zeg je daar nu van?

was sagst du nun dazu?

hij weet er alles van

darüber weiß er Bescheid

het heeft er iets van

es gibt eine gewisse Ähnlichkeit

het er goed van nemen

es sich dat. gut schmecken lassen

van·ouds [vɑnɑuts] ADV.

vanouds

von [o. seit] jeher

vanouds

seit eh und je

als vanouds

wie ehedem

van·door [vɑndor] ADV.

hij is er vandoor

er ist auf und davon

ik moet er weer vandoor

ich muss wieder gehen

ik moet er weer vandoor

ich muss wieder los coloq.

hij is er met een ander vandoor

er ist mit einer anderen davongelaufen

er vandoor gaan (snel weglopen)

davonlaufen

er vandoor gaan (stilletjes wegsluipen)

sich davonmachen coloq.

er met de kas vandoor gaan

mit der Kasse durchbrennen coloq.

bo·ven·op [bovə(n)ɔp] ADV.

1. bovenop (op de bovenzijde):

bovenop

oben

2. bovenop:

hij komt er weer bovenop (in orde)

er erholt sich wieder

hij komt er weer bovenop ook fig.

er kommt wieder ins Lot

3. bovenop (onmiddellijk volgend op):

bovenop

gleich [o. direkt] darauf

van·gen <ving, h. gevangen> [vɑŋə(n)] V. trans.

1. vangen:

vangen (grijpen)

fangen

vangen (snel te pakken krijgen)

schnappen

vis vangen

Fische fangen

2. vangen (opvangen):

vangen

(ein)fangen

vangen

(auf)fangen

een bal vangen

einen Ball fangen

iems blik vangen

jds Blicke auf sich acus. ziehen

3. vangen coloq. (beetnemen):

vangen

(he)reinlegen

vangen

anführen

4. vangen coloq. (verdienen):

vangen

verdienen

vangst <vangst|en> [vɑŋst] SUST. f

vangst

Fang m

de heroïnebrigade deed een goede vangst

die Rauschgift-Einsatzgruppe machte einen guten Fang

van·uit [vɑnœyt] PREP.

1. vanuit (plaats van herkomst):

vanuit

aus

vanuit

von

vanuit de hele wereld

aus aller Welt

2. vanuit (plaats vanwaar een handeling uitgaat):

vanuit

von … aus

vanuit

von … her

vanuit het zuiden

von Süden her

3. vanuit (uitgaande van):

vanuit

aus

vanuit

von … aus

vanuit deze optiek

von diesem Gesichtspunkt aus

van·avond [vɑnavɔnt] ADV.

vanavond

heute Abend

de spreker van vanavond

der Redner des heutigen Abends