neerlandés » alemán

uit·ge·slo·ten [œytxəslotə(n)] ADJ.

uit·ge·la·ten <uitgelaten, uitgelatener, uitgelatenst> [œytxəlatə(n)] ADJ.

uit·ge·plo·zen V.

uitgeplozen → uitpluizen

Véase también: uitpluizen

uit·plui·zen <ploos uit, h. uitgeplozen> [œytplœyzə(n)] V. trans.

uit·ge·ven <gaf uit, h. uitgegeven> [œytxevə(n)] V. trans.

2. uitgeven (in omloop brengen):

4. uitgeven (voor publicatie geschikt maken):

5. uitgeven (laten doorgaan voor):

uit·ge·le·zen <uitgelezen, uitgelezener, uitgelezenst> [œytxəlezə(n)] ADJ.

uit·lo·ten <lootte uit, h. uitgeloot> [œytlotə(n)] V. trans.

1. uitloten (door loten uitsluiten):

2. uitloten (door loting trekken):

uit·sto·ten <stootte uit/stiet uit, h. uitgestoten> [œytstotə(n)] V. trans.

2. uitstoten (hortend uiten: zucht, kreet):

uit·ge·spro·ken [œytxəsprokə(n)] ADJ.

uit·ge·re·kend [œytxərekənt] ADV. (juist)

uit·ge·we·ke·ne <uitgewekene|n> [œytxəwekənə] SUST. m

uit·geef·ster SUST. f

uitgeefster forma femenina de uitgever

Véase también: uitgever

uit·ge·ver <uitgever|s> [œytxevər] SUST. m

1. uitgever (boekproducent):

2. uitgever EDIT.:

Verlag m

3. uitgever (tekstverzorger):

uit·ge·sla·pen [œytxəslapə(n)] ADJ.

1. uitgeslapen (pienter):

2. uitgeslapen (uitgerust):

uit·ge·put <uitgeputte, meer uitgeput, meest uitgeput> [œytxəpʏt] ADJ.

1. uitgeput (doodop):

erledigt coloq.
am Ende coloq.
fix und fertig coloq.

uit·ge·ver <uitgever|s> [œytxevər] SUST. m

1. uitgever (boekproducent):

2. uitgever EDIT.:

Verlag m

3. uitgever (tekstverzorger):

uit·ge·kookt <uitgekookte, uitgekookter, uitgekooktst> [œytxəkokt] ADJ.


Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski