neerlandés » alemán

re·gu·le·ren <reguleerde, h. gereguleerd> [reɣylerə(n)] V. trans.

de·re·gu·le·ren <dereguleerde, h. gedereguleerd> [dereɣylerə(n)] V. intr.

re·gu·la·teur <regulateur|s> [reɣylatør] SUST. m

in·kla·ren <klaarde in, h. ingeklaard> [ɪŋklarə(n)] V. trans.

op·kla·ren1 <klaarde op, i. opgeklaard> [ɔpklarə(n)] V. intr. (helderder worden)

uit·kla·ren <klaarde uit, h. uitgeklaard> [œytklarə(n)] V. trans.

be·spa·ren <bespaarde, h. bespaard> [bəsparə(n)] V. trans.

2. besparen (niet belasten met):

be·zwa·ren <bezwaarde, h. bezwaard> [bəzwarə(n)] V. trans.

1. bezwaren (beladen, belasten):

ver·ha·ren <verhaarde, i. verhaard> [vərharə(n)] V. intr. (de haren verliezen)

ver·ja·ren <verjaarde, i. verjaard> [vərjarə(n)] V. intr.

1. verjaren (jarig zijn):

verjaren fig.

wel·va·ren [wɛlvarə(n)] SUST. nt geen pl.

rond·wa·ren <waarde rond, h. rondgewaard> [rɔntwarə(n)] V. intr.

1. rondwaren (spoken):


Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski