neerlandés » alemán

vet·laag <vet|lagen> [vɛtlax] SUST. f

ge·lag <gelag|en> [ɣəlɑx] SUST. nt

1. gelag (vertering, spijs en drank):

Zeche f coloq.

2. gelag (eet- en drinkpartij):

Gelage nt coloq.

be·klag [bəklɑx] SUST. nt geen pl.

nek·slag <nekslag|en> [nɛkslɑx] SUST. m

ont·slag <ontslag|en> [ɔntslɑx] SUST. nt

3. ontslag (het vrijlaten uit iems macht):

toe·slag <toeslag|en> [tuslɑx] SUST. m

uit·slag <uitslag|en> [œytslɑx] SUST. m

3. uitslag (wijzer):

4. uitslag (het uitslaan) DEP.:

zee·slag <zeeslag|en> [zeslɑx] SUST. m

1. zeeslag (zeegevecht):

2. zeeslag (spel):

meet·lat <meetlat|ten> [metlɑt] SUST. f

Let·land [lɛtlɑnd] SUST. nt geen pl.

jet·ski® <jetski|'s> [dʒɛtski] SUST. m

af·slag <afslag|en> [ɑfslɑx] SUST. m

3. afslag (openbare verkoping):

4. afslag (verkoopplaats):

5. afslag (het wegspoelen):

in·slag <inslag|en> [ɪnslɑx] SUST. m

1. inslag (inweefsel):

Schuss m

2. inslag (ingeslagen deel):

3. inslag (het met een slag doordringen):

om·slag1 [ɔmslɑx] SUST. m geen pl.

2. omslag (drukte, omhaal):

Umstand m meist pl.

3. omslag (omhaal van woorden):

4. omslag (verdeling):

5. omslag (belasting):

Umlage f

op·slag <opslag|en> [ɔpslɑx] SUST. m

1. opslag (geldsom):

2. opslag DEP.:

3. opslag (het opslaan van goederen):

Lagern nt

4. opslag (plaats):

Lager nt
Magazin nt

5. opslag muz.:

jet <jet|s> [dʒɛt] SUST. m

jet
Jet m

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski