neerlandés » alemán

zee·mon·ster <zeemonster|s> [zemɔnstər] SUST. nt

af·mon·ste·ren <monsterde af, i. afgemonsterd> [ɑfmɔnstərə(n)] V. intr.

ge·moe·ten V.

gemoeten volt. deelw. van moeten

Véase también: moeten

moe·ten <moest, h. gemoeten> [mutə(n)] V. mod aux.

ge·mop·per [ɣəmɔpər] SUST. nt geen pl.

mon·ste·ren1 <monsterde, h. gemonsterd> [mɔnstərə(n)] V. intr. scheepv.

be·toe·terd [bətutərt] ADJ.

aan·mon·ste·ren1 <monsterde aan, h. aangemonsterd> [amɔnstərə(n)] V. trans.

uit·mon·ste·ren <monsterde uit, h. uitgemonsterd> [œytmɔnstərə(n)] V. trans.

2. uitmonsteren (uitrusten met):

ver·bijs·terd [vərbɛistərt] ADJ.

ge·moeds·toe·stand <gemoedstoestand|en> [ɣəmutstustɑnt] SUST. m

ge·mol·ken V.

gemolken volt. deelw. van melken

Véase también: melken

mel·ken <molk/melkte, h. gemolken> [mɛlkə(n)] V. trans.

1. melken (van zijn melk ontlasten):

ge·mom·pel [ɣəmɔmpəl] SUST. nt geen pl.

ge·moeds·le·ven [ɣəmutslevə(n)] SUST. nt geen pl.

mon·ste·ring <monstering|en> [mɔnstərɪŋ] SUST. f

1. monstering (keuring):

2. monstering (inspectie):

3. monstering scheepv.:

mon·ster·rol <monsterrol|len> [mɔnstərɔl] SUST. f scheepv.

stou·terd <stouterd|s> [stɑutərt] SUST. m

be·teu·terd [bətøtərt] ADJ.


Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski