neerlandés » alemán
Los resultados a continuación se escriben de forma parecida: ontstellen , ontsteltenis , uitstellen , ontstellend , ontstentenis , ontstemmen , ontsteken , patstelling , vaststellen y/e ontsteld

ont·stel·len1 <ontstelde, h. ontsteld> [ɔntstɛlə(n)] V. trans. (doen schrikken)

ont·stel·te·nis [ɔntstɛltənɪs] SUST. f geen pl.

1. ontsteltenis (verwarring, beroering):

ontsteltenis
Bestürzung f
ontsteltenis
Entsetzen nt

ont·stel·lend [ɔntstɛlənt] ADJ.

uit·stel·len <stelde uit, h. uitgesteld> [œytstɛlə(n)] V. trans.

ont·sten·te·nis [ɔntstɛntənɪs] SUST. f geen pl.

ont·steld <ontstelde, ontstelder, ontsteldst> [ɔntstɛlt] ADJ.

vast·stel·len <stelde vast, h. vastgesteld> [vɑstɛlə(n)] V. trans.

3. vaststellen (constateren):

vaststellen
feststellen
sporen vaststellen
Spuren sichern

4. vaststellen (zich zekerheid verschaffen over):

vaststellen
ermitteln
vaststellen
feststellen
de schade vaststellen
den Umfang des Schadens feststellen

pat·stel·ling <patstelling|en> [pɑtstɛlɪŋ] SUST. f ook fig.

ont·ste·ken1 <ontstak, i. ontstoken> [ɔntstekə(n)] V. intr.

2. ontsteken (geïnfecteerd raken):

ontsteken
sich entzünden
de wond is ontstoken
die Wunde hat sich entzündet

ont·stem·men <ontstemde, h. ontstemd> [ɔntstɛmə(n)] V. trans.

Consultar el diccionario

neerlandés

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski
Consultar los diccionarios
Los más populares