neerlandés » alemán

her·stel·len1 <herstelde, i. hersteld> [hɛrstɛlə(n)] V. intr. (weer gezond worden)

leer·stel·ling <leerstelling|en> [lerstɛlɪŋ] SUST. f

ach·ter·stel·len <stelde achter, h. achtergesteld> [ɑxtərstɛlə(n)] V. trans.

on·der·stel·ling <onderstelling|en> [ɔndərstɛlɪŋ] SUST. f

1. onderstelling (hypothese, gissing):

her·stel·ler <hersteller|s> [hɛrstɛlər] SUST. m

2. hersteller (reparateur):

ver·stel·len <verstelde, h. versteld> [vərstɛlə(n)] V. trans.

1. verstellen (stand veranderen):

2. verstellen (repareren):

on·der·stel·len <onderstelde, h. ondersteld> [ɔndərstɛlə(n)] V. trans.

1. onderstellen (als hypothese, uitgangspunt aannemen):

2. onderstellen (noodzakelijk aanwezig achten):

eer·ste·ling <eersteling|en> [erstəlɪŋ] SUST. m

1. eersteling (eerstgeborene):

Erstgeborene(r) f(m)

voor·stel·ling <voorstelling|en> [vorstɛlɪŋ] SUST. f

4. voorstelling (introductie):

ver·on·der·stel·ling <veronderstelling|en> [vərɔndərstɛlɪŋ] SUST. f

2. veronderstelling (hypothese):

voor·on·der·stel·ling <vooronderstelling|en> [vorɔndərstɛlɪŋ] SUST. f

1. vooronderstelling (hypothese):

2. vooronderstelling (voorwaarde, vereiste):

eer·her·stel [erhɛrstɛl] SUST. nt geen pl.

ach·ter·stel <achterstel|len> [ɑxtərstɛl] SUST. nt (voertuig)


Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski