neerlandés » alemán

Traducciones de „Rüster“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

Mostrar un resumen de todos los resultados

rus·ten: verbo
rui·ter: sustantivo
dus·ter: sustantivo
zus·ter: sustantivo
ras·ter: sustantivo
rus·tiek: adjetivo y adverbio
clus·ter: sustantivo
duis·ter: sustantivo
rus·tig: adjetivo y adverbio
as·ter: sustantivo
ek·ster: sustantivo
gister: adverbio
kos·ter: sustantivo
mas·ter: sustantivo
pos·ter
las·ter: sustantivo
oes·ter: sustantivo
rust·dag: sustantivo
tem·ster: sustantivo
lijs·ter: sustantivo

Los resultados a continuación se escriben de forma parecida: raster , zuster , duster , ruiter , rusten , duister , cluster , rustiek , oester , laster , poster , master , koster , gister , ekster , aster , rustig , bolster , bofster , bijster , lijster , temster y/e rustdag

rus·ten² <rustte zich, h. zich gerust> [rʏstə(n)] V. wk ww

rusten zich rusten (zich voorbereiden op):

zich ten strijde rusten

sich zum Kampf rüsten

rui·ter <ruiter|s> [rœytər] SUST. m

1. ruiter (paardrijder):

Reiter m

2. ruiter gesch.:

Reiter m

3. ruiter (stellage):

Reiter m

Heureiter m austr.

Gestell nt

dus·ter <duster|s> [dʏstər] SUST. m

zus·ter <zuster|s> [zʏstər] SUST. f

das könnte dir so passen!

je zal je zuster bedoelen!

du meinst wohl dich selbst!

een zuster zijn voor iem fig.

für jdn wie eine Schwester sein

ras·ter¹ <raster|s> [rɑstər] SUST. m (hekwerk)

Gitter nt

rus·tiek <rustieke, rustieker, rustiekst> [rʏstik] ADJ.

1. rustiek (landelijk):

2. rustiek (in natuurlijke toestand gelaten):

clus·ter <cluster|s> [klʏstər] SUST. m

1. cluster (groep):

Gruppe f

2. cluster taalk.:

Cluster m espec.

duis·ter¹ [dœystər] SUST. nt geen pl.

1. duister (duisternis):

Dunkel nt

in het duister zitten

im Dunkeln sitzen

in het duister rondtasten fig.

im Dunkeln tappen

2. duister (onbekendheid):

Dunkel nt

dat is een sprong in het duister fig.

das ist ein Sprung ins Ungewisse

rus·tig <rustige, rustiger, rustigst> [rʏstəx] ADJ.

1. rustig (rust hebbend):

ruhig

de rustige oude dag

der geruhsame Lebensabend

2. rustig (niet in beweging):

ruhig

still

3. rustig (niet haastig):

ruhig

het hart klopt rustig

das Herz schlägt ganz ruhig

4. rustig:

rustig (vrij van innerlijke beroering)

ruhig

rustig (vredig)

5. rustig (kalm):

ruhig

rustig zijn gang gaan

sich durch nichts beirren lassen

6. rustig (niet luidruchtig, opdringerig):

ruhig

rustige kleuren fig.

ruhige [o. gedämpfte] Farben pl.

zich rustig houden

sich ruhig verhalten

7. rustig (ongestoord):

ruhig

8. rustig (vreedzaam):

ruhig

het land is nu weer rustig

die Unruhen im Land haben sich gelegt

as·ter <aster|s> [ɑstər] SUST. f

Aster f

ek·ster <ekster|s> [ɛkstər] SUST. f

Elster f

gister ADV.

gister → gisteren

Véase también: gisteren

gis·te·ren [ɣɪstərə(n)] ADV.

gisteren (van gisteren)

zij is gisteren vertrokken

sie ist gestern abgereist

de post van gisteren

die Post von gestern

de post van gisteren

die gestrige Post

hij is niet van gisteren fig. hum.

er ist nicht von gestern coloq.

ik herinner het me nog als de dag van gisteren

ich erinnere mich noch, als ob es gestern gewesen wäre

niet van vandaag of gisteren zijn

nicht erst seit heute oder gestern bestehen

kos·ter <koster|s> [kɔstər] SUST. m

Küster m

mas·ter <master|s> [mɑːstər] SUST. m

Master m

pos·ter [postər]

poster [[o. pɔstər]] poster|s SUST. m (affiche):

Poster nt

las·ter [lɑstər] SUST. m geen pl.

1. laster:

laster (kwaadsprekerij)

laster (kwaadsprekerij)

laster (om iems aanzien te schaden)

Rufmord m

2. laster jur.:

laster (onbewijsbaar)

üble Nachrede f

laster (onwaar)

oes·ter <oester|s> [ustər] SUST. f

Auster f

rust·dag <rustdag|en> [rʏzdɑx] SUST. m

Ruhetag m

tem·ster SUST. f

temster forma femenina de temmer

Véase también: temmer

tem·mer <temmer|s> [tɛmər] SUST. m

lijs·ter <lijster|s> [lɛistər] SUST. f

Drossel f

zingen als een lijster

singen wie eine Nachtigall

Consultar el diccionario

neerlandés

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski