Traducciones de „schuilkerk“ en el diccionario alemán » neerlandés

(Ir a neerlandés » alemán)

ˈSchuh·werk <Schuhwerk(e)s> SUST. nt kein pl.

Schuhwerk

schoeisel nt

Schuhwerk

schoenen

ˈschul·den [ˈʃʊldn̩] V. trans.

schulden

schuldig [o. verschuldigd] zijn

ˈSchul·ter <Schulter, Schultern> [ˈʃʊltɐ] SUST. f

Schulter

schouder

auf beiden Schultern (Wasser) tragen fig.

beide partijen willen steunen

etw auf die leichte Schulter nehmen fig.

iets (te) licht [o. gemakkelijk] opnemen

jdm die kalte Schulter zeigen coloq. fig.

iem de rug toekeren

mit den Schultern zucken

de schouders ophalen

mit den Schultern zucken

schokschouderen

jdm über die Schultern gucken

bij iem over de schouder kijken

Schur·ke·ˈrei <Schurkerei, Schurkereien> [ʃʊrkəˈr͜ai ] SUST. f

Schurkerei

schurkenstreek

Schurkerei

boevenstreek

ˈschub·sen [ˈʃʊpsn̩] V. trans. coloq.

schubsen

(aan)stoten

schubsen

duwen

schubsen

stompen

ˈschuf·ten [ˈʃʊftn̩] V. intr. coloq.

schuften

hard werken

schuften

zwoegen

schuften

ploeteren

schuften

zich afsloven

ˈschul·dig [ˈʃʊldɪç] ADJ.

schuldig

schuldig

schuldig

verschuldigd

ich habe mich schuldig bekannt (verantwortlich)

ik heb (mijn) schuld bekend

jdm nichts schuldig bleiben fig. (verpflichtet)

iem met gelijke munt betalen

sich etw schuldig machen

zich aan iets schuldig maken

des Mordes schuldig DER.

schuldig aan moord

jdm etw schuldig sein

iem iets verschuldigd zijn

ˈSchul·weg SUST. m

Schulweg

weg (van en) naar school

ˈschup·pen¹ [ˈʃʊpn̩] V. trans. GASTR.

schuppen

(af)schubben

ˈschup·sen [ˈʃʊpsn̩] V. intr. al. s.

schupsen → schubsen

Véase también: schubsen

ˈschub·sen [ˈʃʊpsn̩] V. trans. coloq.

schubsen

(aan)stoten

schubsen

duwen

schubsen

stompen