Traducciones de „reinschauen“ en el diccionario alemán » neerlandés

ˈdrein·schau·en V. intr. coloq.

dreinschauen

kijken

ˈhin·schau·en V. intr. regio.

hinschauen

(ernaar) kijken

hinschauen

toekijken

ˈan·schau·en V. trans.

1. anschauen:

anschauen austr. al. s. suizo

aankijken

anschauen austr. al. s. suizo

bekijken

ich habe (mir) das Gemälde angeschaut

ik heb het schilderij bekeken

jdn prüfend anschauen

iem onderzoekend aankijken

2. anschauen:

anschauen austr. al. s. suizo

bekijken

anschauen austr. al. s. suizo

onderzoeken

be·ˈschau·en V. trans. regio.

beschauen

bekijken

ˈweg·schau·en V. intr. elev. regio.

wegschauen

een andere kant op kijken

wegschauen

wegkijken

um·ˈschau·en V. v. refl.

1. umschauen regio. (zur Seite blicken):

umschauen

rondkijken

2. umschauen regio. (sich umdrehen, nach hinten blicken):

umschauen

omkijken

ˈzu·schau·en V. intr.

zuschauen

toezien

zuschauen

toekijken

zuschauen

gadeslaan

ˈaus·schau·en V. intr. (Ausschau halten)

ausschauen

uitzien

ausschauen

uitkijken

wie schaut(')s aus? austr. al. s. coloq.

hoe gaat het?

wie schaut(')s aus? austr. al. s. coloq.

hoe staan de zaken?

ˈauf·schau·en V. intr.

1. aufschauen (nach oben schauen):

aufschauen

opzien

aufschauen

opkijken

2. aufschauen elev. fig. (bewundern):

aufschauen

opzien

aufschauen

opkijken

aufschauen

bewonderen

ˈnach·schau·en V. trans. al. s. austr. suizo (nachschlagen, nachsehen)

nachschauen

nakijken

nachschauen

nazien

über·ˈschau·en [yːbɐˈʃ͜auən] V. trans. elev.

überschauen

overzien

das lässt sich noch nicht überschauen

dat is nog niet te overzien

ˈhin·hau·en¹ V. intr. irreg.

1. hinhauen (zuschlagen):

hinhauen

slaan

hinhauen

hakken

hinhauen

houwen

2. hinhauen coloq. (sich hinflegeln):

hinhauen

neervallen

hinhauen

neersmakken

der Länge nach hinhauen

in de lengte [o. languit] neervallen

3. hinhauen coloq.:

hinhauen (gut gehen)

(ge)lukken

hinhauen (gut gehen)

kloppen

hinhauen (ausreichen)

oké zijn

die Sache wird schon hinhauen

het zal wel lukken

4. hinhauen coloq. (einschlagen):

hinhauen

een succes zijn

hinhauen

aanslaan

das haut hin!

dat zet zoden aan de dijk!

vo·ˈraus·schau·en V. intr.

vorausschauen

voruitzien

her·ˈaus·schau·en V. intr.

1. herausschauen coloq. regio. (nach draußen schauen):

herausschauen

naar buiten kijken

2. herausschauen coloq. (als Gewinn zu erwarten sein):

herausschauen

opleveren

bei etw [o. dabei] schaut nichts heraus

dat levert niets op

zu·ˈrück·schau·en V. intr.

1. zurückschauen:

zurückschauen al. s. austr. suizo

achteromkijken

2. zurückschauen fig.:

zurückschauen al. s. austr. suizo

terugzien

ˈdurch·schau·en¹ V. intr.

1. durchschauen:

durchschauen

erdoor kijken [o. zien]

2. durchschauen fig.:

durchschauen

begrijpen

durchschauen

doorhebben

durchschauen

doorzien

endlich schaue ich durch

eindelijk heb ik 't in de gaten [o. is het me duidelijk]

ˈRein·schiff SUST. nt

Reinschiff machen

schoon schip maken

ˈRein·schrift SUST. f

Reinschrift

het net

Reinschrift

netschrift nt