Traducciones de „gewrichts“ en el diccionario alemán » neerlandés

(Ir a neerlandés » alemán)

ge·ˈwich·ten [gəˈvɪçtn̩] V. trans.

1. gewichten fig. (einschätzen):

gewichten

waarderen

2. gewichten (wägen):

gewichten

wegen

ge·ˈwich·tig [gəˈvɪçtɪç] ADJ.

1. gewichtig veraltet (schwer):

gewichtig

zwaar

gewichtig

dik

gewichtig

lijvig

2. gewichtig fig.:

gewichtig

gewichtig

gewichtig

belangrijk

gewichtig

van belang

gewichtige Gründe

gewichtige [o. zwaarwegende] redenen

Ge·wicht <Gewicht(e)s, Gewichte> [gəˈvɪçt] SUST. nt

Gewicht FÍS. (Metallstück zum Beschweren, Schwere eines Körpers)

gewicht nt

Gewicht fig. a.

belang nt

Gewicht fig. a. (Wichtigkeit)

betekenis

Gewicht fig. a.

invloed

großes Gewicht auf etw legen fig.

veel belang [o. waarde] aan iets hechten

einer Sache Gewicht beilegen [o. beimessen ] fig.

waarde [o. belang] hechten aan iets

seine Stimme hat Gewicht fig.

zijn stem telt

sein (ganzes) Gewicht in die Waagschale werfen fig.

(al) zijn invloed aanwenden

sein (ganzes) Gewicht in die Waagschale werfen fig.

(heel) zijn gewicht in de schaal werpen

ins Gewicht fallen fig.

zwaar wegen

nach dem Gewicht verkaufen

per gewicht verkopen

spezifisches Gewicht

specifiek [o. soortelijk] gewicht

eine Meinung von Gewicht

een gezaghebbende mening

ˈan·ge·sichts [ˈangəzɪç͜ts ] PREP. +gen.

1. angesichts elev.:

angesichts

in het gezicht van

angesichts

bij het zien van

angesichts der Gefahr

met het gevaar voor ogen

angesichts aller Leute

in het bijzijn van iedereen

angesichts dieser Tatsachen

met deze feiten voor ogen

2. angesichts elev.:

angesichts

met het oog op

angesichts

gelet op

angesichts der Lage

met het oog op [o. gelet op] de toestand [o. de feiten]

nichts [nɪç͜ts ] PRON. indet. (nicht etw)

nichts

niets

nichts ahnend

nietsvermoedend

nichts als

alleen maar

aus nichts wird nichts

niets voor niets

nichts da! coloq.

geen sprake van!

nichts zu danken!

graag gedaan!

für nichts

tevergeefs

für nichts und wieder nichts

helemaal voor niets

da ist nichts zu machen [o. wollen ] coloq.

daar is niets aan te doen

das sieht nach nichts aus coloq.

dat lijkt nergens naar [o. op]

alles oder nichts

alles of niets

nichts sagend

onbeduidend

weiter nichts? (nur)

is dat alles?

wie nichts

of het niets was

daraus wird nichts

daar komt niets van terecht

mir nichts, dir nichts coloq.

plotseling

mir nichts, dir nichts coloq.

zomaar

nichts für ungut!

neem [o. neemt u] me niet kwalijk!

nichts wie weg!

gauw wegwezen!

nichts wie hinterher!

gauw achteraan!

von nichts kommt nichts provb.

van niets komt niets

Nichts <Nichts, Nichtse> [nɪç͜ts ] SUST. nt meist sing.

1. Nichts (Nullmenge):

Nichts

niet(s)

Nichts

kleinigheid

ein Nichts von einer Badehose

een niemendalletje van een zwembroek

2. Nichts (leerer Raum):

Nichts

niet(s)

Nichts

leegte

Nichts

afgrond

wie aus dem Nichts auftauchen

als uit het niet(s) opdagen [o. tevoorschijn komen]

vor dem Nichts stehen fig.

voor de totale ondergang staan

3. Nichts FILOS. (Nichtsein):

Nichts

niets nt

4. Nichts pey. (unbedeutender Mensch) a. pl.:

Nichts

nul

Nichts

niemendal nt

5. Nichts pey. (wertloses Etwas):

Nichts

waardeloos iets

ˈTau·ge·nichts <Taugenichts(es), Taugenichtse> [ˈt͜augənɪç͜ts ] SUST. m veraltend

Taugenichts

nietsnut

Ge·ˈrichts·hof SUST. m

Gerichtshof

gerechtshof nt

Ge·ˈrichts·weg SUST. m

Gerichtsweg

gerechtelijke weg

auf dem Gerichtsweg

langs gerechtelijke weg

ˈHa·be·nichts <Habenichts(es), Habenichtse> SUST. m coloq.

Habenichts

havenot

Habenichts

armoedzaaier

Be·ˈrichts·jahr SUST. nt

Berichtsjahr

verslagjaar

Ge·ˈrichts·ak·te SUST. f meist pl.

Gerichtsakte

gerechtelijk stuk nt

Gerichtsakte

dossier nt

Ge·ˈrichts·arzt (-ärztin) SUST. m (f)

Gerichtsarzt (-ärztin)

forensisch patholoog-anatoom(forensisch pathologe-anatoom) m (f)