neerlandés » alemán

Traducciones de „samen“ en el diccionario neerlandés » alemán (Ir a alemán » neerlandés)

sa·men [samə(n)] ADV.

2. samen (met elkaar):

samen
samen
samen
samen uit, samen thuis provb., samen zingen
samen op reis (gaan)

4. samen (bij elkaar gerekend):

samen
samen is dat 21 euro

5. samen (met zijn tweeën):

samen
samen
zij zijn maar samen
alemán » neerlandés

ˈSa·men <Samens, Samen> [ˈzaːmən] SUST. m

1. Samen BOT.:

zaad nt ook fig.
zaadje nt

2. Samen fig. (Keim):

3. Samen (Sperma) kein pl.:

zaad nt

4. Samen REL. (Nachkommenschaft):

zaad nt
kroost nt

ˈSa·me <Samens, Samen> [ˈzaːmə] SUST. m

1. Same BOT.:

Same elev.
zaad nt ook fig.
Same elev.
zaadje nt

2. Same fig. (Keim):


Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski