neerlandés » alemán

Traducciones de „reger“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

Mostrar un resumen de todos los resultados

rei·ger: sustantivo
re·gel: sustantivo
re·gen: sustantivo
ne·ger: sustantivo
le·ger: sustantivo
ve·ger: sustantivo
re·der: sustantivo
re·ge·ren: verbo
vroe·ger: adjetivo y adverbio

Los resultados a continuación se escriben de forma parecida: reiger , reder , veger , leger , neger , regen , regel , vroeger y/e regeren

rei·ger <reiger|s> [rɛiɣər] SUST. m

Reiher m

de blauwe reiger

der Fischreiher

de blauwe reiger

re·gel <regel|s, regel|en> [reɣəl] SUST. m

1. regel (lijn):

Linie f

2. regel (reeks geschreven, gedrukte woorden):

Zeile f

nieuwe regel!

(neue) Zeile!

tussen de regels door lezen fig.

zwischen den Zeilen lesen

3. regel (gewoonte; voorschrift):

Regel f

een gulden regel (hoofdregel)

eine goldene Regel

in de regel

in de regel

het is vaste regel

volgens de regels van de kunst

nach allen Regeln der Kunst

in strijd met de regels

4. regel (menstruatie) pl.:

Regel f

Periode f

re·gen¹ <regen|s> [reɣə(n)] SUST. m

1. regen (neerslag):

regen ook fig.

Regen m

bij [o. door ]/in regen en wind

bei Wind und Wetter

een regen van kogels fig.

van de regen in de drup komen fig.

vom Regen in die Traufe kommen

saure(r) Regen m

na regen komt zonneschijn provb.

auf Regen folgt Sonnenschein

2. regen (bui):

Regen m

Regenfall m meist pl.

aanhoudende regen

anhaltende Regenfälle pl.

we krijgen regen

ne·ger <neger|s> [neɣər] SUST. m pey.

Neger m pey.

le·ger <leger|s> [leɣər] SUST. nt

1. leger (krijgsmacht):

Heer nt

Armee f

het Rode leger

een leger op de been brengen

ein Heer aufstellen

2. leger (menigte):

Heer nt

het leger van werklozen

das Heer von Arbeitslosen

3. leger (ligplaats van een dier):

Lager nt

ve·ger <veger|s> [veɣər] SUST. m

veger (lange steel)

Besen m

veger (korte steel)

veger en blik

Handfeger und Schaufel

re·der <reder|s> [redər] SUST. m

Reeder m

re·ge·ren² <regeerde, h. geregeerd> [rəɣerə(n)] V. intr.

in [o. over ] een land regeren

in einem Land regieren

vroe·ger [vruɣər] ADJ.

1. vroeger (voorheen):

van vroeger vertellen

von früher erzählen

2. vroeger (vorig):

vormalig form.

zijn vroegere verloofde

seine ehemalige Verlobte

Consultar el diccionario

neerlandés

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski