neerlandés » alemán

Traducciones de „ongecontroleerd“ en el diccionario neerlandés » alemán (Ir a alemán » neerlandés)

Mostrar un resumen de todos los resultados

on·ge·com·pli·ceerd: adjetivo y adverbio
on·ge·mo·ti·veerd: adjetivo y adverbio
on·ge·ïn·te·res·seerd: adjetivo y adverbio
on·con·tro·leer·baar: adjetivo y adverbio
on·ge·fun·deerd: adjetivo y adverbio
on·ge·ge·neerd: adjetivo y adverbio
on·ge·nu·an·ceerd: adjetivo y adverbio
con·tro·leur: sustantivo
con·tro·le·merk: sustantivo
on·ge·deerd: adjetivo y adverbio
on·ge·li·mi·teerd: adjetivo y adverbio
on·ge·or·ga·ni·seerd: adjetivo y adverbio
ge·con·cen·treerd: adjetivo y adverbio
con·tro·le: sustantivo
on·ge·hin·derd: adjetivo y adverbio
on·ge·let·terd: adjetivo y adverbio
on·ge·ma·nierd: adjetivo y adverbio
pas·con·tro·le
con·tro·le·ren: verbo

Los resultados a continuación se escriben de forma parecida: ongemotiveerd , ongecompliceerd , oncontroleerbaar , ongeïnteresseerd , controlemerk , controleur , ongenuanceerd , ongegeneerd , ongefundeerd , controleren , pascontrole , ongemanierd , ongeletterd , ongehinderd , controle , geconcentreerd , ongeorganiseerd , ongelimiteerd y/e ongedeerd

on·ge·com·pli·ceerd [ɔŋɣəkɔmplisert] ADJ.

ongecompliceerd

on·ge·mo·ti·veerd [ɔŋɣəmotivert] ADJ.

1. ongemotiveerd (zonder een motivatie aan te geven):

ongemotiveerd

2. ongemotiveerd (ongeïnteresseerd):

ongemotiveerd

on·ge·ïn·te·res·seerd [ɔŋɣəɪntərɛsert] ADJ.

ongeïnteresseerd

ongeïnteresseerd

desinteressiert

on·con·tro·leer·baar [ɔŋkɔntrolerbar] ADJ.

oncontroleerbaar

unkontrollierbar

on·ge·fun·deerd [ɔŋɣəfʏndert] ADJ.

ongefundeerd

on·ge·ge·neerd <ongegeneerde, ongegeneerder, ongegeneerdst> [ɔŋɣəʒənert] ADJ. (zonder gêne)

ongegeneerd

on·ge·nu·an·ceerd [ɔŋɣənywɑnsert] ADJ.

ongenuanceerd

nicht nuanciert

ongenuanceerd

undifferenziert

con·tro·leur <controleur|s> [kɔntrolør] SUST. m

con·tro·le·merk <controlemerk|en> [kɔntrɔːləmɛrək] SUST. nt

controlemerk

Kontrollzeichen nt

on·ge·deerd [ɔŋɣədert] ADJ.

bij dat ongeluk is hij ongedeerd gebleven

bei dem Unfall ist er unversehrt geblieben

on·ge·li·mi·teerd [ɔŋɣəlimitert] ADJ.

ongelimiteerd

on·ge·or·ga·ni·seerd [ɔŋɣəɔrɣanizert] ADJ.

1. ongeorganiseerd (ongeordend):

ongeorganiseerd

2. ongeorganiseerd (niet bij een organisatie aangesloten):

ongeorganiseerd

nicht organisiert

ge·con·cen·treerd <geconcentreerde, geconcentreerder, geconcentreerdst> [ɣəkɔnsɛntrert] ADJ.

geconcentreerd

con·tro·le <controle|s> [kɔntrɔːlə, kɔntrolə] SUST. f

1. controle (inspectie):

controle jur.

Überprüfung f

controle jur.

iets aan een strenge controle onderwerpen

etw einer strengen Kontrolle dat. unterziehen

controle bij overdracht

Abnahmeprüfung f

de controle van de boeken

die Revision der Geschäftsbücher

de controle door de douane

die Zollabfertigung

onder medische controle staan

unter ärztlicher Aufsicht stehen

de controle op deviezen

die Devisenkontrolle

technische controle

technische Überwachung

2. controle (plaats):

Kontrollstelle f

3. controle (beheersing):

zich niet meer onder controle hebben

sich nicht mehr in der Gewalt haben

zijn reacties onder controle hebben

sich unter Kontrolle haben

een brand onder controle hebben

einen Brand unter Kontrolle haben

de controle over de auto verliezen

die Gewalt über den Wagen verlieren

on·ge·hin·derd [ɔŋɣəhɪndərt] ADJ.

ongehinderd

ongehinderd (niet lastiggevallen)

on·ge·let·terd [ɔŋɣəlɛtərt] ADJ.

1. ongeletterd (niet geleerd):

ongeletterd

2. ongeletterd (analfabeet):

ongeletterd

on·ge·ma·nierd <ongemanierde, ongemanierder, ongemanierdst> [ɔŋɣəmanirt] ADJ.

ongemanierd

ongemanierd

unmanierlich form.

ongemanierd (grof)

ongemanierd (van kinderen ook)

houding en toon waren plomp en ongemanierd

Haltung und Ton waren plump und ungehobelt

ongemanierd zijn

keine Manieren haben

pas·con·tro·le [pɑskɔntrɔːlə]

pascontrole [[o. pɑskɔntrolə]] pascontrole|s SUST. f:

pascontrole

Passkontrolle f

con·tro·le·ren <controleerde, h. gecontroleerd> [kɔntrolerə(n)] V. trans.

1. controleren (toezicht houden):

controleren

controleren

einer Kontrolle dat. unterziehen

controleren techn.

de controlerend geneesheer

der Vertrauensarzt m

de bagage op drugs controleren

das Gepäck auf Rauschgift hin kontrollieren

dat valt niet te controleren

das ist unkontrollierbar

2. controleren (checken):

controleren

controleren

controleren

3. controleren (beheersen):

controleren

controleren

Consultar el diccionario

neerlandés

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski