neerlandés » alemán

be·roe·pen1 <beriep zich, h. zich beroepen> [bərupə(n)] V. wk ww

beroepen zich beroepen (autoriteit inroepen van):

be·roe·men <beroemde zich, h. zich beroemd> [bərumə(n)] V. wk ww

beroemen zich beroemen:

sich rühmen +gen.

be·roe·ren <beroerde, h. beroerd> [bərurə(n)] V. trans.

1. beroeren (even aanraken):

ge·roe·pen1 [ɣərupə(n)] ADV. (voorbestemd)

be·roe·ring [bərurɪŋ] SUST. f geen pl.

1. beroering (opschudding):

2. beroering (het aanraken):

roe·pen·de <roepende|n> [rupəndə] SUST. m

toe·roe·pen <riep toe, h. toegeroepen> [turupə(n)] V. trans.

be·rou·wen <berouwde, h. berouwd> [bərɑuwə(n)] V. trans.

af·roe·pen <riep af, h. afgeroepen> [ɑfrupə(n)] V. trans.

1. afroepen (tot zich roepen):

2. afroepen (naar beneden roepen):

3. afroepen (één voor één opnoemen):

in·roe·pen <riep in, h. ingeroepen> [ɪnrupə(n)] V. trans.

na·roe·pen <riep na, h. nageroepen> [narupə(n)] V. trans.

be·roemd·heid <beroemd|heden> [bərumthɛit] SUST. f

be·rok·ke·nen <berokkende, h. berokkend> [bərɔkənə(n)] V. trans.

mee·sle·pend [meslepənt] ADJ.

be·roeps·keu·ze [bərupskøzə] SUST. f geen pl.

be·roeps·ge·heim <beroepsgeheim|en> [bərupsxəhɛim] SUST. nt

be·roeps·spe·ler <beroepsspeler|s> [bərupspelər] SUST. m


Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski