Traducciones de „app“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

aap <apen> [ap] SUST. m

aap

Affe m

een aangeklede aap fig.

ein geleckter Affe pey.

al draagt een aap een gouden ring, het is en blijft een lelijk ding provb.

Affen bleiben Affen, wenn man sie auch in Samt kleidet a. fig.

in de aap gelogeerd zijn

in Teufels Küche gekommen sein a. fig.

zich een aap lachen

sich dat. einen Ast lachen coloq.

zich een aap schrikken

einen Heidenschreck bekommen coloq.

voor aap staan

lächerlich dastehen

daar kwam de aap uit de mouw

da ließ er/sie die Katze aus dem Sack

ˈap·pel¹ <appel|en, appel|s> [ɑpəl] SUST. m

appel

Apfel m

voor een appel en een ei fig.

für einen Apfel und ein Ei

een appeltje met iem te schillen hebben fig.

mit jdm ein Hühnchen zu rupfen haben

een appeltje voor de dorst bewaren fig.

sich dat. einen Notgroschen zurücklegen

door de zure appel (heen) bijten fig.

in den sauren Apfel beißen

de appel valt niet ver van de boom/stam provb.

der Apfel fällt nicht weit vom Stamm

één rotte appel in de mand, maakt al het gave fruit te schand provb.

ein fauler Apfel steckt alle anderen an

apin <apin|nen> [apɪn] SUST. f

apin

Äffin f

jaap <japen> [jap] SUST. m

jaap

Schmarre f

jaap (door snijden veroorzaakt)

Schnittwunde f

een jaap in de vinger

ein Schnitt im Finger

kaap <kapen> [kap] SUST. f

kaap

Kap nt

kaap de Goede Hoop

Kap der Guten Hoffnung

raap <rapen> [rap] SUST. f

1. raap (kool):

raap

Rübe f

2. raap (koolraap):

raap

Rübe f

raap

Kohlrübe f

raap

Steckrübe f

recht voor zijn raap

geradeheraus

de rapen zijn gaar!

es wird kritisch!